Brooddistributie in oorlogstijd
Verteller was jongste en invallend broodbezorger bij één van de grootste broodbakkerijen van …
Brooddistributie in oorlogstijd
Van der Meer & Schoep was het grootste bakkerijconcern in Rotterdam. Het is ontstaan uit de fusie van 2 orthodox-protestantse bakkers die de handen ineen sloegen en gezamenlijk geheel Rotterdam met succes begonnen te bewerken, ofschoon zij op de rechter Maasoever een groter aandeel hadden van de broodmarkt dan op de linker Maasoever. Daar was namelijk bakkerij Jansen de grootste, hoewel die ook op de rechter Maasoever een bakkerij had, naar ik meen in de Volmarijnstraat. Verder waren er nog kleinere bedrijven zoals Ulrich, Ewald Behle en in Rotterdam-Noord had je Den Hartog op de hoek van de Bergweg en Heer Vrankestraat en De Korenaar in de Benthuizerstraat. Dit overzicht heeft betrekking op de '30-er- en oorlogsjaren. Na de oorlog is de situatie door fusies, overnames etc. totaal veranderd, waarbij tenslotte de gehele broodbezorging aan huis werd afgeschaft. Uiteindelijk kwam de bakkerijindustrie voor het grootste gedeelte in één hand via en bij Meneba concern. Ik was hiervan op de hoogte omdat een jongere broer van mijn vader broodbezorger was bij v/der Meer & Schoep.
Zijn wijk lag om de bakkerij aan het Willebrordusplein. In de 30'er jaren hielp ik hem dikwijls op zaterdagmiddagen, want dan was het poot aan spelen. Bij de 2-kleppige bakkerswagen was voor de duwstang nog een extra bak voor ontbijtkoeken, beschuit en koekjes. Gedurende de oorlog was er voor dit luxe banket geen plaats meer en in de herfst van 1944 hadden enkele bezorgers een knuppel in die bak om aanvallen op de broodkar af te slaan, maar de overgrote meerderheid zou bij zo`n overval geen hand uitsteken om broodroof te voorkomen. Een enkeling sprak dit ook openlijk uit.
In de oorlogsjaren bezocht ik een middelbare school en ging in de zomermaanden naar een boerderij in Gelderland, maar in de zomer van 1944 ging dat niet meer. Ik ben toen fulltime mijn oom gaan helpen. Na de vakantie ging de school niet meer open en bleef ik bij de bakkerij, waar ik een pro deo baantje kreeg van de brooduitdelers Zaaijer, de Haan en de al op jaren zijnde Kersjes. Zij kregen een extra brood en ik bracht dit bij hen thuis, een soort semi-officieuze bezorgdienst. Mijn oom deed hetzelfde voor v/der Meer`s, die in Hillegersberg woonden. Wie appelen vaart, die appelen eet. De bezorgdienst werd alras ingeperkt tot 2 maal per week, omdat het broodrantsoen sterk was verlaagd. Als bezorgers waren alleen nog de ouderen overbleven, zeg maar boven de 45, omdat de jongeren waren opgeroepen voor werk in Duitsland of waren ondergedoken. Omdat ik het vertrouwen had van de chef van de bezorgers Dikke, viel ik een enkele maal in voor een zieke bezorger waarvoor ik dan betaald werd. Ik was apetrots toen ik mijn eerste, zelf verdiende guldens aan mijn ouders kon overhandigen.
Het zal in oktober 1944 geweest zijn dat ik, terugkomend van een verre bezorgwijk in Blijdorp, de Rodenrijselaan passeerde. De straten waren volkomen verlaten want iedereen bleef thuis en kantoren en fabrieken waren gesloten. Bij het passeren van die Rodenrijselaan zag ik ineens beweging bij een huis 200 meter verderop. Er stond een vrachtwagen voor de deur van het huis en langs enkele geüniformeerde mannen zag ik een figuur naar de laadbak van die wagen lopen. Naderhand heb ik vernomen dat het een drukker van illegale lectuur was die deze arrestatie niet heeft overleefd. Zijn zoons zijn over de achterschutting van hun tuin weggevlucht, maar hij is als represaille voor een aanslag op Duitsers gefusilleerd.
In diezelfde herfst zag ik op een ochtend terwijl ik de poort van de Willebrordusstraat bakkerij uitliep, juist een fietser in snelle vaart van het plein de St. Agathastraat inrijden. Even later hoorde men 2 knallen en in de St. Agathastraat bij de achteringang van het Bergweg-ziekenhuis zagen wij een figuur in zwart uniform liggen. Al snel vernamen wij in de bakkerij dat het om een hoofdinspecteur van politie ging, die een gewonde verzetsstrijder in het ziekenhuis zou gaan verhoren. Uit veiligheidsoverwegingen gebruikte hij niet de hoofdingang aan de Bergweg maar de achteringang van de St. Agathastraat, die gebruikt werd voor goederenvervoer. Het was een politieman die de overtuiging was toegedaan, dat het gewone volk geen wapens diende te bezitten. Hij maakte dus, zoals wel meer politiemensen,geen onderscheid tussen oorlogs- en vredestijd. Die aanslag heeft hij, als ik mij goed herinner, niet overleefd.
Op een gegeven moment werd mijn oom ziek en werd ik gevraagd zijn wijk over te nemen. De standaardprocedure in die tijd was "Als je maar naar de klant gaat, dan moeten de kleppen van de wagen op slot". In de wijk van mijn oom waren ongeveer 125 klanten, dus zou ik die morgen 125 maal het slot van de broodbak moeten openen, het brood voor de klant er uit halen en dan de klep weer op slot doen. Ik vond dit nogal overdreven. Ik begon mijn wijk op de hoek van het Willebrordusplein en de Bergweg, waar de Aurora filiaalhoudster mijn eerste klant was. Het was het was doodstil op straat. Bij het afrekenen en het in ontvangst nemen van de broodbon zei de filiaalhoudster ineens "Ze stelen brood uit je wagen ". Ik draaide mij om en zag een paar kleine knulletjes in mijn kar graaien en er met brood van doorgaan. Bij de afrekening van het geld en bonnen na terugkomst in de wagenstalling bleek er 1½ brood te zijn gestolen, hetgeen, als ik mij goed herinner, op mijn extra broodtoelage van èèn heel eenheidsbrood werd gekort. Dit muisje had nog een staartje. Een jongeman van mijn leeftijd had uit het raam koekeloerend de diefstal gezien en was op zijn fiets de jeugdigendélinqenten achternagegaan en wist mij het adres te geven en wist mij het adres te geven waar één van de jongens naar binnen was gegaan. Ik naar de politiepost aan de Bergsingel en uitgelegd waar het om ging. Een agent ging met mij, belde aan bij het betreffende adres, ging naar boven en warempel op de keukentafel lag nog een warm brood, terwijl de moeder haar kroost de huid vol schold. Ik wilde het brood al meenemen, maar de agent zei dat hij dit als bewijsmateriaal voor het proces-verbaal nodig. U begrijpt het al. Ik ben 2 of 3 maal bij het bureau geweest, maar geen enkele agent wist iets van een in beslag genomen brood en al helemaal niet van een proces-verbaal.
In het begin van 1945 heb ik mij daarna toegelegd op het zeven van koolas, o.a in het Vroesenpark. De stukjes kool, die op de zeef bleven liggen, waren bestemd voor het noodkacheltje. Het was intensief werk dat weinig opleverde, maar hout was er niet omdat alle straatbomen in de herfst van 1944 waren gekapt en al het asfalt al uit het wegdek was gebikt. Maar er deed zich een betere mogelijkheid voor. Bij het stationnetje Kleiweg van het Hofpleintreintje , dat natuurlijk niet meer reed, waren voortvarende personen begonnen de rails te demonteren om dan de zware houten in carboleum gedrenkte dwarsliggers in stukken te zagen of te hakken en dan mee te nemen als brandstof voor het noodkacheltje. Het was zeer zwaar werk. Ik heb met mijn oom ook een dwarsligger weggesleept en kwam ongeveer gebroken thuis. Maar het loonde wel de moeite want op een paar snippers van zo`n dwarsligger brandde het noodkacheltje een hele nacht en verspreidde een aangename warmte.
In de bezorgwijk van mijn oom rondom de Bergselaan was een zakenvrouw die kennelijk over veel geld beschikte. Zij bleef maar bij mijn oom zeuren om zwart brood te kopen. Mijn oom repliceerde dan "dat doe ik niet, ga maar naar het Noordplein". Daar was gedurende oorlogsjaren een bloeiende en drukke zwarte markt maar in de herfst van 1944 was deze markt op sterven na dood. Er kwam niets meer de stad in. Toen mijn oom ziek werd, zei de chef Dikke dat ik mijn oom moest vervangen, hetgeen geschiedde. De kapitaliste begon mij nu te bewerken om een brood zwart te verkopen. Ik lang geaarzeld, maar uiteindelijk heb ik een half broodje voor fl.12,50 verkocht (gewone prijs fl. 0,10), welk bedrag in mijn eigen portemonnaie terechtkwam. Het gewone loon ging naar mijn ouders. Ik heb er weinig plezier aan beleefd, want toen mijn oom hersteld was, begon die zakenvrouw bij hem weer te zeuren om zwart brood waarbij ik ten voorbeeld werd gesteld als een "bekwaam" bezorger die dat wèl kon. De toestand werd nog onplezieriger toen zij er over begon te kletsen in de winkel bij de bakkerij. Tenslotte kwam het chef Dikke ter ore en gevoegd bij het feit dat ik de broodwagen niet op slot had gedaan, mocht ik de bakkerij niet meer in. Hij was streng, maar moest het ook wel zijn om bij de bezorgers geen precedent te creëren. Dit heeft enkele weken geduurd. Toen ik na onderhandelingen door familieleden en mij gunstig gezinde personeelsleden alsnog het extra rantsoen voor de brooduitdelers mocht bezorgen.
De volgende test van mijn ethisch geweten verliep veel beter. Na de oorlog werkte ik voor een Nederlandse handelsonderneming in het toenmalige Nederlands Indië in een plaats die pas "bevrijd" was en regelde hier de distributie van goederen die 6 jaar lang niet meer verkrijgbaar waren geweest, bijv. textiel. Ik had toen makkelijk enkele jaarsalarissenzwart kunnen bij verdienen, maar de les van den heer Dikke was ik niet vergeten. Overigens waren er vele mogelijkheden in die onzekere tijd in Indië om illegaal bij te verdienen. Een manager die goed kende, maakte het wel te bont. Hij gaarde daar een half miljoen bij elkaar. Maar dat vonden de notabelen te erg en hij werd toen hij terugkwam in Nederland door de fiscus met en geweldig forse navordering en hoge boete tot orde geroepen. Hij kon dit niet verdragen en pleegde zelfmoord.
Het bezorgen van brood werd in 1945 stopgezet. Het publiek moest het brood zelf bij de winkel gaan halen waarvoor ook kruideniers werden ingeschakeld. Het dieptepunt van de brooddistributie kwam in februari toen er maar een half broodje van 400 gram per week op de bonnen beschikbaar was. Kort daarop kwam het meel dat door het zweedse Rode Kruis via Deftzijl naar West Nederland was verzonden aan. Ik heb in de bakkerij een ovenist zien huilen toen het eerste zuivere witte brood uit de oven kwam. In april kwamen vervolgens de voedseldroppings in Terbregge door geallieerde bommenwerpers. Het was een machtig gezicht om die bommenwerpers op enkele tientallen meters hoogte hun lading naar beneden te zien gooien. Nog indrukwekkender was het zware geloei als de vliegtuigen weer hoogte wonnen. In mei /begin juni hadden wij weer gewoon brood. De schepen, zei men, lagen al te wachten voor de Nieuwe Waterweg om binnen te kunnen varen. Dit was goed georganiseerd door de Nederlandse regering in Londen.
P.S. De gereformeerde chef van de Willebrordus bakkerij den heer Koster werd na de oorlog benoemd tot algemeen directeur van het gehele M&S concern in Rotterdam, maar daartoe moest hij wèl rooms katholiek worden, waaraan hij voldeed. Er ontstond onder de gereformeerd vrij veel commotie door deze coupe d`ètat romaine op een stuk gereformeerd patrimonium.
Verteller was jongste en invallend broodbezorger bij één van de grootste broodbakkerijen van Rotterdam. Hij moest de klep van de broodwagen op slot doen, wat hij verzuimde. Enkele jongens stalen brood. Via de politie kwam hij erachter wie het brood stal. De politie nam het brood echter in, en hij werd ontslagen als broodbezorger.
details
- Inventarisnummer
- V29
- Trefwoorden
- Broodbezorger Brooddiefstal Broodkar Hofpleintreintje hongerwinter kanon markt militair overgave portret Rode Kruis schip tekst vliegtuig voedseldropping zwarte
- Namen
- Jansen W. Blijdorp
- Datum/periode object
- 2009.11.02
- Gebeurtenis
- 1944
- Plaatsen
- Bergweg Blijdorp Gelderland Kleiweg Markt Noordplein Rodenrijselaan Rotterdam Volmarijnstraat Willebrordusplein
- Thema's
- Hongerwinter
- Datum of periode
- Jan 1, 1944 Dec 31, 1944