Oorlogsherinneringen van de oorlog 1940-1945
Mijn naam is Gerrit de Bruijne geboren 29 september 1925.
Toen de oorlog tegen Nederland uitbrak was ik 14 jaar oud, genoeg om te beseffen wat er aan de hand was, bovendien waren wij thuis politiek geïnteresseerd en wisten van de vervolgingen in Duitsland.
Op de tiende Mei schrokken mijn broer en ik om 5 uur ~s morgens wakker van het vliegtuiglawaai.
Laat ik eerst vertellen waar ik woonde aan de spaanse bocht op een steen worp afstand van de ijzeren spoorbrug over de Delfshavense Schie. De bij ons in een school gelegerde militairen wisten met de situatie geen raad met als gevolg enig paniek.
De eerste 2 dagen was er behalve de dreiging van Duitse vliegtuigen weinig aktie, totdat er uit de houthandel van de firma van Stolk gevestigd aan de kanaalweg lichtkogels opstegen, dit bleek later Duitsers te zijn die zich daar verschanst hadden en probeerden op die manier de aandacht te trekken van de Duitse vliegtuigen.
Voor de Nederlandse militairen was dit aanleiding om aktie te nemen, tegen de zich schuilhoudende vijand.
Met een bootje met hooibalen als dekking voer men langs de houthandel en vuurden schoten af richting de onzichtbare vijand, en er werd vanaf de walkant geschoten met een licht kanon.
Al deze akties hadden geen succes.
Op andere plaatsen werd heel hard gevochten zoals bij het vliegveld waalhaven, waar zich een gevecht ontwikkelde tussen de torpedoboot de Jan van Galen en Duitse bommenwerpers, totdat de Jan van Galen een voltreffer kreeg. Het schip werd aan de grond gezet in de Merwe haven, en de bemanning verspreid.
Een aantal daarvan met een officier melden zich bij de militairen die bij de spoorbrug en de houthandel en geen kans zagen de Duitsers te pakken te krijgen. Ik moet nog vermelden dat bij de spoorbrug een kanostalling, die als munitieopslag werd gebruikt.
Terug komende op de marine mannen zij informeerden wat er aan de handwas, en hoorden van de te vergeefse pogingen die de militairen hadden ondernomen om de Duitsers te pakken te krijgen.
De marineofficier reageerde letterlijk met de woorden: ik wil tien vrijwilligers dan gaan we ze er uit halen:.
Dit gebeurde zo, een meesterstaaltje niet alleen bij de maasbrug maar ook hier hebben zij lef getoond.
Of dit de derde of de vierde oorlogsdag was kan ik me niet meer herinneren.
Wel weet ik dat de vierde dag toen de capitulatie door een motor ordonnans,
Er door de officier een vrachtwagen is gevorderd en hij het bevel gaf: we trekken terug naar Hoek van Holland.
Na afloop van de oorlogshandelingen ben ik afgaande op geruchten naar Overschie gegaan.
Ik was perplex van wat ik daar aantrof op de rijksweg, tientallen Duitse vliegtuigwrakken type ju 52 neergeschoten of bij een landspoging gestuit op barricades. Hierdoor kom ik terug op het verslag over de Duitsers in de houthandel van Stolk, dit zijn waarschijnlijk soldaten geweest van de vliegtuigen op de rijksweg en bij van Stolk een schuilplaats hebben gezocht.
De moeilijke jaren 1940-1945
Het eerste oorlogsjaar was er een van vreemde ontdekkingen. Door het vorderen door het Rode Kruis was mijn school gebruikt als opslagplaats van hulpgoederen voor de gebombardeerde bevolking.
De bezetters hielden zich rustig maar dat zou wel veranderen.
Omdat er geen les gegeven kon worden, zwierven we met vrienden door de platgebombardeerde binnenstad.
Hoewel ik niets wist van architectuur of bouwtechniek, heb ik me toch dikwijls afgevraagd waarom sommige getroffen gebouwen tegen de vlakte moesten.
Het gebeurde met zware trucks van de kolencentrale, ijzersterke trucks (macs) met kettingaandrijving.
Toen dacht ik, zo jong als ik was dat er nog een aantal gebouwen opgeknapt konden worde.
Dat besef komt nog vaak bij me bovendrijven.
Dit alles gebeurde in het eerste oorlogsjaar.
Mijn vader was een verzetsman, dat gaf spanningen, we waren er op bedacht dat we bij een inval een goede vluchtweg moesten hebben en dat hadden we.
Om op de spoorbrug over de Schie terug te komen, die brug werd herhaaldelijk gebombardeerd, zoiets gaat nogal eens mis, zodat bij ons twee maal de ruiten er uit vlogen.
We zijn daarna verhuist, om daar van verlost te zijn, het had ook nog een andere reden, omdat wij onderduikers over de vloer kregen (dat waren Duitsers die zich aan de dienstplicht onttrokken) was het beter om op een ander adres te gaan wonen. Mijn vader stierf in 1942 aan kanker, als hij gezond was gebleven had hij het einde van de oorlog niet gehaald.
De jaren die volgden waren zwaar, veel bombardementen en het fusilleren van willekeurige Nederlanders, als represailles voor het dwarszitten van de bezetters.
Op 31 maart 1943 werd het Westen van Rotterdam gebombardeerd door de geallieerden.
De Duitsers reageerde steeds agressiever op het verzet, mijn indruk was dat ze ook (zeker na de luchtlanding in Arnhem) en daarna de Dolle Dinsdag in September overal dachten de vijand waar te nemen.
Zo werd er een betonnen muur gebouwd in 1944 op de Westzeedijk, ter hoogte van de Van Vollenhovenstraat, er was nog een gaatje voor de tram.
De havens werden vernield, het leek alles te maken hebben met paniek.
Ook de propaganda kende zijn hoogtepunt.
Alle radio’s moesten van de bezetter worden ingeleverd, wat wel bleef bestaan was de radiodistributie, een systeem via de telefoonlijn.
De Nederlandse nazi’s onder leiding van Blokzijl maakte daar gretig gebruik van.
In Oktober 1944 zonden ze een programma uit onder de naam “De Gil”.
Het was het bekende praatje om de Nederlanders te werven voor het Duitse leger.
Bijzonder aan dit programma was de herkenningsmelodie, namelijk de “Rapsodie in Blue” van Gerschwin.
Op 10 en 11 November volgde de razzia’s, met het wegvoeren van de meeste mannen.
Velen werden in kamp Wezep ondergebracht, zoals ik zelf.
Volgens een vluchtplan probeerden we weg te komen, 3 jongens werden gepakt waaronder mijn vriend, de andere dag werden ze gefusilleerd.
Voor de rest zijn er talloze verhalen, tot de bevrijding een feit was en we weer konden leven in een vrij Nederland.
De moeilijke jaren 1940-1945
Het eerste oorlogsjaar was er een van vreemde ontdekkingen. Door het vorderen door het Rode Kruis was mijn school gebruikt als opslagplaats van hulpgoederen voor de gebombardeerde bevolking.
De bezetters hielden zich rustig maar dat zou wel veranderen.
Omdat er geen les gegeven kon worden, zwierven we met vrienden door de platgebombardeerde binnenstad.
Hoewel ik niets wist van architectuur of bouwtechniek, heb ik me toch dikwijls afgevraagd waarom sommige getroffen gebouwen tegen de vlakte moesten.
Het gebeurde met zware trucks van de kolencentrale, ijzersterke trucks (macs) met kettingaandrijving.
Toen dacht ik, zo jong als ik was dat er nog een aantal gebouwen opgeknapt konden worde.
Dat besef komt nog vaak bij me bovendrijven.
Dit alles gebeurde in het eerste oorlogsjaar.
Mijn vader was een verzetsman, dat gaf spanningen, we waren er op bedacht dat we bij een inval een goede vluchtweg moesten hebben en dat hadden we.
Om op de spoorbrug over de Schie terug te komen, die brug werd herhaaldelijk gebombardeerd, zoiets gaat nogal eens mis, zodat bij ons twee maal de ruiten er uit vlogen.
We zijn daarna verhuist, om daar van verlost te zijn, het had ook nog een andere reden, omdat wij onderduikers over de vloer kregen (dat waren Duitsers die zich aan de dienstplicht onttrokken) was het beter om op een ander adres te gaan wonen. Mijn vader stierf in 1942 aan kanker, als hij gezond was gebleven had hij het einde van de oorlog niet gehaald.
De jaren die volgden waren zwaar, veel bombardementen en het fusilleren van willekeurige Nederlanders, als represailles voor het dwarszitten van de bezetters.
Op 31 maart 1943 werd het Westen van Rotterdam gebombardeerd door de geallieerden.
De Duitsers reageerde steeds agressiever op het verzet, mijn indruk was dat ze ook (zeker na de luchtlanding in Arnhem) en daarna de Dolle Dinsdag in September overal dachten de vijand waar te nemen.
Zo werd er een betonnen muur gebouwd in 1944 op de Westzeedijk, ter hoogte van de Van Vollenhovenstraat, er was nog een gaatje voor de tram.
De havens werden vernield, het leek alles te maken hebben met paniek.
Ook de propaganda kende zijn hoogtepunt.
Alle radio’s moesten van de bezetter worden ingeleverd, wat wel bleef bestaan was de radiodistributie, een systeem via de telefoonlijn.
De Nederlandse nazi’s onder leiding van Blokzijl maakte daar gretig gebruik van.
In Oktober 1944 zonden ze een programma uit onder de naam “De Gil”.
Het was het bekende praatje om de Nederlanders te werven voor het Duitse leger.
Bijzonder aan dit programma was de herkenningsmelodie, namelijk de “Rapsodie in Blue” van Gerschwin.
Op 10 en 11 November volgde de razzia’s, met het wegvoeren van de meeste mannen.
Velen werden in kamp Wezep ondergebracht, zoals ik zelf.
Volgens een vluchtplan probeerden we weg te komen, 3 jongens werden gepakt waaronder mijn vriend, de andere dag werden ze gefusilleerd.
Voor de rest zijn er talloze verhalen, tot de bevrijding een feit was en we weer konden leven in een vrij Nederland.
Fotoalbum met unieke foto's gemaakt door dhr. Rosten, verzameld door G. de Bruijne, met de brand en de verwoesting na het bombardement, vernietiging Statendam, de oorlogsgraven op de begraafplaats Crooswijk.
Bij dit fotoalbum zijn 2 verhalen beschikbaar.
Klik op de knop transcriptie om deze verhalen te lezen.