Rotterdam 26 Mrt ‘45

Lieve Hennesje,

                    Meiske hoe maak jij ’t wel? Van Oom Jaap hoorde ik dat je ’t reuze naar je zin hebt en dan heb ik zoo’n fijne lange brief van je gekregen. Nu daar was ik blij mee hoor.

Leuk dat Oom Jaap van de week geweest is hé. Maar ik schrok zoo van hem, ik dacht dat er iets met Vader gebeurd was en dat ze mij dat kwamen vertellen. Maar gelukkig was het Oom Jaap maar.  Een erg aardige oom heb je erbij gekregen hoor! Nu ik  begrijp best dat jij ’t goed kan stellen.

Hennes hoe vond je je laarsjes, mooi hè. Schrijf je mij dat eens gauw en of ze goed passen, want daar ben ik erg nieuwsgierig naar. Je hebt zeker intusschen de blazertjes al ontvangen en hoe vond je die wel? Wist je direct welk voor jou was, ja zeker, want je wist toch dat ’t je oude blazer was dat terra. Weet je wel en vond Mieke het ook leuk.

Jammer dat ik geen goed meer van je rode smokjurkje had en ik hoop dat die blauwe wol een beetje bij je truitje komt.

Zeg Hennes, Mieke komt misschien naar huis dat vind je toch niet erg hè. Jij mag nog blijven hoor als Tante Atie en Oom Jaap ’t goed vinden maar Mieke is alweer zoo lang weg en Mieke is weer zoo lekker dik geworden zij kan er wel weer tegen. Leuk dat je Karel dan nog hebt om mee te spelen want die blijft ook nog. We hebben jullie kinderkamer zoo mooi gemaakt je kent ‘m niet meer terug. Nu Hennesje schrijf je me eens vlug terug. Veel kusjes van Vader en van mij en nog heel veel liefs van Moeder.

Doe je onze hartelijke groeten aan Tante Atie en Oom Jaap.