Toen we in de kalksalpeter zaten werkten we ook samen met Franse krijgsgevangenen. We hadden goede contacten met ze en er was er een bij, het type van Maurice Chevalier, een vrolijke vent, die geobsedeerd was door vrouwen. Er was blijkbaar in het krijgsgevangenenkamp uit nood geboren homosexualiteit waaraan hij wilde ontkomen en op een dag liep hij in burgerkleding want hij was op parool vrij gelaten. Wat dat precies inhield weet ik niet. Zijn vrijheid heeft maar een paar weken geduurd want wij zagen hem weer toen hij in de E compagnie zat. Volgens de andere Fransen was er iets met een Duitse vrouw aan de hand.
Ik wil er vanaf wezen of het in Daspig of Leuna West was maar dat doet er ook weinig toe. Op een dag kregen we bericht dat we 's avonds niet uit de barak mochten en dat ramen en deuren gesloten moesten blijven. 's Avonds kwam er een transport gevangenen die aan het begin van de barak tegenover de onze werd opgesteld. Ze werden geteld en in groepen van 80 man verdeeld. Op een geschreeuwd bevel ging zo'n groep dan in een sjokkende looppas naar de deur van een kamer en werd er onder schreeuwen en slaan in gejaagd. 80 man in zo'n zelfde kamer waar wij met 16 zaten, zonder ventilatie of licht, want voor de ramen en deuren waren de luiken gesloten. De gevangene waar ik het over heb waren zogenaamde arbeidscommando's die op de fabriek werkte. Ze kwamen uit straflagers in de omgeving van de fabriek. Ze waren gekleed in broeken en jasjes van een grijze grove stof en op de rug was een grote gele E geschilderd en bij dit alles droegen ze een rond mutsje. Als een bewaker ze riep moesten ze stram in de houding staan en het mutsje afnemen. Als het niet goed ging naar de zin van de bewaker ging de knuppel erover. Het waren straflagers waar je voor betrekkelijke lichte vergrijpen in terecht kwam. Bijvoorbeeld 2 dagen achter elkaar niet op je werk verschijnen, het zogenaamde "Blau Machen", was al voldoende voor 6 weken einsperren. De kans om te overleven was praktisch nihil.
De gevangenen van de E-compagnie, zoals we ze noemde, droegen klompschoenen en daar ze dikwijls in een sjokkende looppas moesten gaan ontstond een geluid dat je niet snel meer vergeet. Eenmaal heb ik vanuit het raam van een fabrieksgebouw gezien dat een SS bewaker een gevangene met een stuk hout in elkaar sloeg en trapte. Het lichaam heeft verder de hele dag in de regen gelegen. De machteloze ontzetting en woede die je op zo'n moment voelt is niet te beschrijven. 's Avonds op het station van Leuna Sud kwam de E compagnie voorbij marcheren en de dode werd door 6 gevangenen op de schouders mee gedragen. Op het overvolle perron stond vlak bij mij een Duitser die, toen de dode voorbij kwam: "Na Na" zei. Op dat moment draaide de SS bewaker zich om en schreeuwde, "Wass na na, wollst du mit marcheren?" Bij de honderden mensen die erom heen stonden was alleen een akelig zwijgen te horen. Inmiddels heb ik wel kunnen achterhalen wat de E bij de gevangene die wij de E compagnie noemden betekende. Het lager waar zij in zaten werd een AEL of wel Arbeitserzeihungslager genoemd. Wij zouden zeggen een opvoedingskamp, maar of opvoeden hetzelfde is als doodranselen, betwijfel ik. Er was alleen het afschrikeffect want het gebeurde allemaal vrij openlijk.
Een wel erg triest verhaal is wel het volgende. In Leuna West was er bij ons op de kamer een sympathieke man, die het echter met de Duitse regels niet zo nauw nam. Hij bleef dikwijls van zijn werk weg en had overal maling aan. Hij zei: ''Ik hoef die moffen niet te helpen". Toen ik met verlof naar huis mocht heb ik voor zijn ouders nog een brief en een pakje meegenomen en in de Meidoornstraat waar ze woonden afgegeven. Dezelfde man kwam op een dag niet van zijn werk en na een paar dagen hoorden we dat hij 'eingespert' was. Wij hebben nooit meer iets van hem gehoord of gezien. Waar zijn spullen zijn gebleven kan ik me niet herinneren. Een paar persoonlijke dingen heeft iemand bewaard en na de bevrijding heb ik op me genomen om die dingen naar zijn ouders te brengen. Het was geen pretje om de oude mensen te vertellen dat hun zoon waarschijnlijk niet meer terug zou komen. Vooral de moeder begreep maar niet dat zo'n goeie jongen gearresteerd was en ik kon haar toch ook niet vertellen hoe erg het er wel was en dat haar zoon misschien wel doodgeknuppeld was. Ik heb het er goed moeilijk mee gehad en het daarom blijkbaar totaal verdrongen. Pas toen de notities voor dit boek praktisch klaar en gerangschikt waren kwam het weer naar boven. Het gekke is, dat ik nu zelfs zijn gezicht weer voor me kan halen. Zijn naam was Bart Schouten.