Voor het geluk geboren
Op een prachtige dag in mei 1942 gebeurde het - nóóit zou mijn leven meer hetzelfde zijn. Een maand daarvoor was ik 8 jaar geworden en leefde ik een onbezorgde leven samen met mijn mamma, pappa, oma's en opa's en de rest van mijn grote familie op Katendrecht en ik dacht dat het altijd zo zou blijven maar helaas het noodlot sloeg toe. Natuurlijk het was al bijna twee jaar oorlog en mijn stad Rotterdam was in 1940 door de Duitsers gebombardeerd. De nacht van het bombardement brachten we door bij onze beneden buren Meier die een kapsalon hadden (later, na de oorlog werd dit een gedeelte van het OorlogsVerzetsMuseum!) Daarna ging het leven "gewoon" door. Gewoon, waarschijnlijk alléén in het hoofd van een zesjarige zoals ik was destijds in 1940. Geboren op de Veerlaan 84 leefde ik volkomen onbezorgd. Mijn ouders moeten mij verre van alles gehouden hebben. Zelfs het gebod van de Duitsers om van school af te moeten zoals vele Joodse kinderen destijds heeft kennelijk niet veel indruk gemaakt. Maar toen kwam die dag in mei en stonden er bij ons twee Nederlandse agenten voor de deur met een pakje kaas en de mededeling dat mijn moeder gearresteerd was op het feit dat ze de brutaliteit gehad had om bij de melkwinkel te staan zónder de door de Duitsers verplichte Jodenster op haar jurk. Iemand uit de buurt had het de politie gemeld en de Nederlandse agent vond het zijn taak mijn moeder te arresteren en haar naar het Haagse Veer in de stad te brengen. Mijn moeder die de meest blijmoedigste vrouw was die je maar denken kunt nam het allemaal niet zo serieus want toen mijn vader haar op het Haagse Veer opzocht was ze druk doende de moed er in te houden. Samen met haar mede gearresteerden had ze inmiddels een gymnastiekclubje opgericht. Alles zou gewoon goed komen. Mijn vader werd apart genomen en hem werd verteld dat er maar één mogelijkheid bestond om zijn vrouw vrij te krijgen en dat was als hij twee personen zou aanbrengen die in de illegaliteit werkten. Later vertelde mijn familie dat m'n vader de hele nacht op straat gelopen had rádeloos en in tweestrijd. Toen hij daarna naar het Haagse Veer terugkeerde en in zijn naïviteit dacht een oplossing te hebben gevonden door twee gefingeerde adressen door te geven werd dit uiteraard onmiddellijk gecontroleerd en toen bleek dat alles vals was werd mijn vader via een ijzeren brandtrap naar beneden geschopt. Thuis zag ik mijn vader, gewond, en in totale ontreddering. Eén van onze buren, de voormalige kunstschilder Dolf Henkes, raadde mijn vader aan NU metéén te vertrekken met mij om ergens onder te duiken. Hij, en zijn broer Jan, zorgden voor een voorlopig opvangadres voor mij in de Rechthuislaan waarvan ik me herinner dat mijn vader mij daar bracht en bij het afscheid zei: "Nu heel lief zijn hoor, pappa komt je zo snel mogelijk weer halen!"
Vaag herinner ik me nog twee maal een week ergens in Kralingen geweest te zijn maar daarna kwam ik terecht in Breda op de Baronielaan bij "zuster" Pop. Deze had een pension met kinderen waar ik bij gestopt werd en waar een ijzeren regime heerste. Voor mij voelde het daar als kind heel vijandig aan. We mochten b.v. alleen naar de WC op vastgestelde tijdstippen. Zuster Pop had ook konijnen waarvoor ik elke dag in het nabijgelegen Mastbos gras moest gaan knippen. Op een kwade dag toen ik per ongeluk de buitendeur had laten openstaan en haar hondje ontsnapte, ontplofde zuster Pop. Ze pakte in haar woede een houten klokje en sloeg me er mee op m'n hoofd. Van angst en schrik rende ik de deur uit richting Mastbos waar ik vele uren later door een (geluksengel) mevrouw werd gevonden. Nu veronderstel ik dat zij in de illegaliteit werkte. Zij zorgde er diezelfde dag nog voor dat ik niet meer terug hoefde maar naar Rotterdam gebracht werd zonder ook maar iets van kleding of andere bagage kwam ik terecht bij de familie Kuiper die destijds directeur van Diergaarde Blijdorp was en met zijn vrouw een groot huis aan de Westerkade bewoonde. Wat er zich afgespeeld heeft tussen de mevrouw uit Breda en zuster Pop heb ik nooit geweten. Wél wist ik ná de oorlog dat mijn vader ondergedoken was op een zolderkamertje in Breda en hij mij een keer heeft mogen zien kijkend vanaf het dakraam waarbij ik beneden door de straat liep. Rotterdam voelde voor mij heel bevrijdend mede door het feit dat ik vanuit de ramen van het huis aan de Westerkade naar Katendrecht kon kijken.
Dhr. en Mevrouw Kuiper (alwéér geluksengelen) namen mij liefdevol op in hun gezin en namen hierbij levensgevaarlijke risico's. Ik moest hun oom en tante noemen. Zelf kreeg ik een nieuwe naam; Sietske Das werd het. Doordat ik vrij blond haar had en niet echt een Joods uiterlijk had hoefde ik niet binnen te blijven en ik kon normaal naar school en buiten komen. Oom en Tante Kuiper waren in mijn ogen zéér welgestelde mensen die zelfs in die tijd twee dienstbodes hadden en ook een "huisnaaister" zodat ik altijd goed gekleed ging. Op een dag werd de heer Kuiper door de Duitsers ontheven van zijn functies als directeur om plaats te maken voor een NSB directeur. Ook het huis aan de Westerkade werd gevorderd en wij verhuisden naar de Oude Dijk in Kralingen. Echt honger heb ik ook nooit gehad. Mevr. Kuiper had een volkstuin en door de contacten met de Diergaarde werd ik er regelmatig heen gestuurd om vlees te halen. Op één van die "vleestochten"kwam ik met m'n tas met vlees in een menigte terecht op de plaats waar nu de fontein is aan de Coolsingel. Duitsers dwongen een ieder te blijven staan. Niet lang daarna werden er vlak voor m'n ogen een aantal mensen uit een auto gehaald en gefusilleerd. Hoe ik op de Oude Dijk ben gekomen weet ik niet meer; de tas met vlees had ik in ieder geval niet meer bij me. Door de fam. Kuiper kon ik ook normaal de school bezoeken, een poos was ik op de montessorischool aan de Beukelsdijk maar toen daar ook de directeur Dhr. Westerweel gearresteerd werd ging ik op de Oude Dijk op school. Zóveel mensen die hun nek voor mij hun uitstaken om mij te helpen met alle risico's die er waren -- het was en is nog steeds ongelooflijk!! Alhoewel ik niet religieus ben opgevoed heb ik altijd het gevoel gehad dat mijn moeder me beschermde. Zij, die altijd positief dacht en een bijzondere warme vrouw was, heeft me voor mijn gevoel nooit in de steek gelaten. De davidster waar alles mee begon, heb ik de rest van mijn leven gekoesterd.
Ondanks de vele familie die ik in de oorlog verloren ben heeft het me niet negatief veranderd. Voor iemand die er eigenlijk door haar Joods zijn niet had mogen zijn heb ik tot nu toe duidelijk een stempel op deze wereld gedrukt. Ik leef temidden van velen die van me houden of me ónvoorwaardelijke vriendschappen schenken. Altijd waren en zijn er mensen die me in de moeilijkste tijden helpen en hielpen. Ja, ik ben dankbaar voor elke nieuwe dag. Kortom: deze dame heeft het leven lief!
Sifra Dasberg moest dankzij de arrestatie van haar moeder onderduiken. Haar moeder droeg de verplichte Jodenster niet. Ze kon vrij komen als haar vader twee namen uit het verzet doorgaf. Hij fingeerde namen, waar de politie snel achterkwam. Haar vader dook onder in Breda. Haar moeder kwam om in Auschwitz.