Belevenissen van een huisartsengezin tijdens de 2e WO
De vader van de verteller van het verhaal runde een huisartsenpraktijk op het eiland Voorne en Putten. Na de …
Belevenissen van een huisartsen gezin tijdens de 2e wereldoorlog
Mijn vader begon zijn huisartsenpraktijk met apotheek omstreeks 1928 of 1929 in het plaatsje Nieuw Helvoet (tegenwoordig Hellevoetsluis) op het eiland Voorne en Putten. Het patientenbestand was nogal gemengd. Enkele welvarende boeren, diverse kleine boeren, wat middenstanders, diverse ondernemers en tamelijk veel wachtgelders van de marine. De marinewerf werd begin dertiger jaren gesloten en overgeheveld naar Den Helder. De bevolking in de zuid-westhoek van Voorne en Putten was, naar mijn mening, wat betreft religie voor een groot deel vrijzinnig protestant. Dit in tegenstelling tot de rest van het eiland en de andere Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden. De linkse partijen waren d.t.p. flink vertegenwoordigd. Ik weet niet of dit historisch juist is, maar naar mijn idee heeft de vooroorlogse marine leiding dankbaar misbruik gemaakt van de reorganisatie. Het links georienteerde personeel werd met een wachtgeld achtergelaten en de rest mocht mee naar Den Helder. Een gebeurtenis in de familie en gesprekken met familie in Den Helder versterken dit idee. Vanwege de crisisjaren was het voor velen geen rijk bestaan.
Het huisartsenbestaan was echt pionierswerk. Het was een heel drukke baan. 24 uur per dag, 360 dagen per jaar was mijn vader aanwezig. Met een bevriende collega werd er hooguit een 3-weekse vakantie georganiseerd. Als de collega met vakantie was, dan waren er 2 praktijken te verzorgen. De taken waren zeer uitgebreid, zoals gebroken ledematen zetten, tanden en kiezen trekken, röntgenfoto’s nemen, steunzolen aanmeten, laboratoriumwerk, bevallingen, ziekenhuis bezoek 1 x per week in Rotterdam. Veel werk was er in de apotheek. Dat was voor het grootste deel de taak van mijn moeder. Dit was niet zoals tegenwoordig een doosje uit een rek pakken, maar veel dingen zoals poeders en drankjes zelf maken. Een doosje poeders was ongeveer een half uur werk. Medicijnen die van de farmaceutische fabriek kwamen uitpakken. Het lege fust voor retour weer inpakken. Lege retourflesjes van de patienten schoonmaken en weer in de roulatie brengen. We hadden gelukkig wel personeel. Een dame die dag en nacht bij ons woonde, een hulp in de huishouding, een dame voor de was en een gepensioneerde man die diverse klusjes verrichtte. Met de middenstand en het bedrijfsleven hadden wij een merkwaardige relatie. In het patientenbestand zaten 3 bakkers; 2 slagers; 4 kruideniers; 2 kolenhandelaren; en 3 timmerman/aannemers. Om ze allemaal te vriend te houden kregen ze allemaal op tourbeurt de gelegenheid hun diensten aan te bieden. Zo hadden wij elke maand een andere bakker. Erg ingewikkeld allemaal.
Toen in september 1939 de 2e wereldoorlog uitbrak merkten wij daar niet veel van. Het werd anders toen de Duitsers in mei 1940 Nederland binnen vielen. Er was een contingent Nederlandse militairen in ons dorp gelegerd. Als kind had je gesprekken met deze mensen, maar niemand begreep eigenlijk wat oorlog betekende. De eerste Duitser die ik zag, was een Messerschmidt piloot, die met zijn toestel zeer laag langs ons huis vloog. We hebben nog een bezoek gebracht aan een neergeschoten Duits toestel dat bij een patient van mijn vader in het bouwland lag. Het duurde enige weken voordat de eerste Duitse militairen in ons dorp arriveerden. Omdat er geen accommodatie voor hen was, werd onze lagere school gevorderd en velen van hen werden ingekwartierd bij de burger bevolking. Tot 2 keer toe kregen wij een onderofficier in huis. De eerste was snel vertrokken, omdat hij weigerde zijn soldaten (spijker) laarzen in huis te vervangen door gymschoenen. Het was toegestaan, deze eis te stellen. Zijn opvolger was een aardige man. We kregen koekjes van hem en wisselden postzegels met hem. Het was helaas wel een echte nazi. Ik herinner me, dat hij zeer bang was om te verdrinken. Hij kon niet zwemmen, maar hij moest wel deelnemen aan landingsoefeningen op het plaatselijke strand ter voorbereiding van de invasie in Engeland. Mijn vader oefende zo goed en zo kwaad als dat mogelijk was zijn praktijk uit. Op een bepaald moment (ik denk in 1941) moesten de artsen zich, op last van de bezetting, verenigen in de z.g.n. “artsenkamer”. Dit was al eerder gebeurd met de artiesten die zich moesten verenigen in de “cultuurkamer”. De Nederlandse artsen weigerden dit. De druk van Duitse zijde werd opgevoerd. De artsen vonden daar het volgende op: op de naamborden werd het woord “arts” afgeplakt met pleister. Er stond dan alleen huis..; oog..; etc. De N.S.B. ging in de tegenaanval. Bij veel artsen (gelukkig niet bij ons) werd dan soms met meters hoge letters met verf het woord arts op de muur geschilderd. Er circuleerde een handtekeninglijst met protesten. Ik herinner mij, dat mijn vader nijdig was, omdat een collega arts alleen had getekend met een onduidelijke handtekening zonder naamsvermelding. De Duitsers kregen wel door, dat artsen anders behandeld moesten worden dan artiesten. De eerste groep was tamelijk onmisbaar en de 2e groep werd zonodig gewoon een beroepsverbod opgelegd. Omdat de Duitsers hun gezicht wilden redden, moesten alle artsen zich om de beurt melden bij een afdeling van de gestapo in den Haag. Uit veiligheidsoverwegingen bracht mijn vader, mijn moeder, broer en mij naar onze grootouders in ’s Gravendeel. Van mijn vader hoorde ik dat hij in Den Haag op een intimiderende manier werd verhoord en er werd een forse boete opgelegd. Bovengenoemd verhaal van het artsenverzet is vermeld in de 4 delige serie “Onderdrukking en Verzet”. In het begin van de oorlog moesten radio’s; gebruiksvoorwerpen van non ferro metaal en wapens worden ingeleverd. Mijn vader bezat een dubbelloops jachtgeweer en een pistool. Dat laatste nam hij ’s nacht wel eens mee op patienten visite als hij het niet vertrouwde. Niet alle patienten waren vaderlandslievend. Ik herinner me er twee. Een was fotograaf en lid van de N.S.B. Op het spreekuur verscheen hij in het uniform van de Grune Polizei compleet met een gevorderd dubbelloops jacht geweer. De andere was een grote transport ondernemer die zich bezig hield met vervoer van zand en grind en bouwmaterialen voor de bunkerbouw in de Voornse duinen. In de 2e helft van de oorlog verschenen er eerst ’s avonds en ’s nachts de geallieerde vliegtuigen op weg naar Duitsland. Omdat vaak de rivieren werden gevolgd, lagen wij in de aanvliegroute. Door afweergeschut werd er heftig geschoten. Vanwege het gevaar van rondvliegende granaat scherven gingen wij dan in de kelder onder het huis. Vaak werden geallieerde toestellen aangeschoten. Ze lieten dan hun bommen blindelings vallen en probeerden dan terug te keren naar Engeland. Soms vielen er dan burgerslachtoffers. Een keer ben ik bij een neergestort vliegtuig geweest. Het was niet veel meer dan een groot gat gevuld met grondwater. Van het vliegtuig was niets meer te zien. Toen de Duitsers ontdekten, dat de geallieerde invasie werd voorbereid, werden er ter versterking van de Atlantic Wall diverse maatregelen genomen. Er weren nep- en echte mijnenvelden aangelegd. De open gebieden werden vol gezet met palen tegen de zweefvliegtuigen en waar dit mogelijk was werden gebieden onder water gezet. Ons dorp dat gelegen was in een polder van ca. 4 bij 4 km. leende zich daar uitstekend voor. Op een bepaald moment kreeg de bevolking een bevel, het dorp zo spoedig mogelijk te verlaten. De overheid zorgde voor vervangende woonruimte. Dit kon zijn in de buurt, maar het gebeurde ook dat mensen heel ver weg in Nederland terecht kwamen. Het water kwam heel langzaam. De sloten werden voller en liepen daarna over. De laagste delen van de gemeente stonden het eerst onder water. Een foto van ons onder water staande huis sluit ik hierbij in. Wij kregen een klein vrijstaand redelijk riant huis toegewezen even buiten de wallen van den Briel. De oorspronkelijke bewoners, het echtpaar Oranje, werden door de overheid gedwongen met andere oudere echtparen bij elkaar in 1 woning te gaan wonen. We vonden dit een trieste oplossing, maar weigeren werd door het gezag niet geaccepteerd. Mijn vader was dus het grootste deel van zijn praktijk kwijt en wat er nog van over was, lag zeer verspreid. Wel kon mijn vader de praktijk waarnemen van dr. Tellegen (waarschijnlijk de vader van de schrijver Toon Tellegen). Dr. Tellegen zat als gijzelaar in het kamp Vugt. Soms werden deze mensen geexecuteerd als het verzet ergens in Nederland tot actie was gekomen. Na verloop van tijd kwam genoemde arts vrij, Dit gebeurde ter ere van de verjaardag van Hitler. Zo goed en zo kwaad als dat mogelijk was werd de praktijk voortgezet. In de veel kleinere woning was een kamer ingericht als spreekkamer anex apotheek. In het begin bezocht mijn vader de patienten met de auto. Een D.K.W. (zie foto). Maar op den duur toen er geen benzine meer was gebeurde dat op de fiets. Dat was ’s avonds en ’s nachts wel spannend. Na 19.00 of 20.00 uur mocht niemand zonder ausweiss meer op straat, verlichting was er niet meer en het fietslicht was voor 90% afgeschermd. De auto was geparkeerd in de naast ons huis liggende garage. Een leraar van de plaatselijke ambacht school heeft de motor verwijderd en onder de vloer van de huiskamer verborgen. Toen tijdens een huiszoeking de D.K.W. werd ontdekt door een Duitse officier was deze man helemaal gelukkig. Maar dit was snel voorbij, toen hij ontdekte dat de auto niet rijklaar meer was. Honger hebben we gelukkig niet geleden. Onder de patienten waren wat boeren. Mijn taak was om 3 x per week op verschillende adressen een fles volle melk op te halen. Ik deed dat op de fiets vele kilometers van ons huis, in weer en wind en soms moest ik schuilen als er luchtalarm was. Op het laatst was er geen electriciteit meer. Een buurman laadde dan voor ons een accu op door middel van een windmolen op het dak. We hadden dan wat licht in de huiskamer. De telefooncentrales werkten niet meer. Een Duitse militair arts die tegenover ons bij burgers was ingekwartierd, bood mijn vader aan een kabel over de straat te laten spannen, zodat er via de Duitse militaire telefooncentrale alleen zakelijk getelefoneerd kon worden. Mijn vader was niet helemaal gelukkig met dit aanbod, maar voor het goede doel heeft hij er toch maar gebruik van gemaakt. Eind 1944 moesten alle mannen tussen de 18 en 45 jaar zich melden voor de arbeitseinzats in Duitsland. Als arts was mijn vader vrijgesteld. Op een bepaald moment werd de enige nog opengestelde (van de 4) stadspoort van Den Briel met 2 draaibare betonblokken afgesloten en alle woningen werden op onderduikers onderzocht. Mijn broer en ik zaten op de lagere school binnen de stadswallen. De school werd gesloten en wij vluchtten naar het huis van de familie Tellegen. Op een bepaald moment kwam er een peleton Russische militairen in Duitse krijgsdienst aan de deur voor een huiszoeking. Dr. Tellegen zat nog gevangen. Mevrouw Tellegen, die van Russische afkomst was, stond de mannen in hun eigen taal te woord en de huiszoeking ging niet door. Als ik mij goed herinner is mijn onderwijzer die in het huis aanwezig was op die manier de dans ontsprongen. Er waren ook tragische dingen. Op een ochtend werd onze wijk afgesloten en er volgde in de gehele wijk huiszoekingen. Op een bepaald moment stonden er enige Duitse militairen met leden van de gestapo (in leren jassen) op de stoep. Mijn vader werd zeer stevig aan de tand gevoeld en moest zich zeer goed legitimeren. Een buurjongen die op dat moment over het hek klom om naar huis te gaan werd bijna neergeschoten. Achteraf bleek, dat de eigenaar van de woning, de heer Oranje, wiens naam nog op de voordeur stond werd gezocht. Hij zat in het verzet. Een straat verder werd hij in zijn tijdelijke woning gearresteerd. Enige weken later is hij met enkele andere verzetsstrijders gefusileerd. Het was een tragische familie. Een zoon was voor de oorlog in Indië verongelukt en de 2e zoon was omgekomen bij het geallieerde bombardement van de ambachtsschool in Den Briel. Nadat Zuid Nederland was bevrijd, gingen de Duitsers steeds meer gebieden onder water zetten. Ook bij ons in de buurt. De wijk zou ook onder water komen te staan. De keus werd gesteld: vertrekken of langs de wijk een dijk aanleggen. Onder leiding van onze buurman, een waterbouwkundige van de provinciale waterstaat, werd toen een enkele honderden meters lange en ca. 1 ½ á 2 meter hoge dijk aangelegd door de burgerbevolking. Materiaal bestond uit het de ter plekke opgedolven zware klei. Er waren geen mechanische werktuigen, maar alleen kruiwagens en scheppen. Er was geen hulp van Duitse zijde. Direct na de bevrijding werd mijn vader aangesteld als arts bij het Militair Gezag. Een van zijn taken was, samen met een bouwkundige, de woningen in het geinundeerde gebied te keuren voor hernieuwde bewoning nadat de bewoners de zaak schoon hadden gemaakt en ontdaan hadden van de dikke laag modder. Ik ging vaak mee op die tochten met de weer rijklare D.K.W. Ik herinner mij dat mijn vader tijdens een van die tochten een lijkschouwing moest doen in het mortuarium van de plaatselijke begraafplaats. Het was het stoffelijk overschot van een gesneuvelde en op het strand aangespoelde Engelse piloot. In het ford Hellevoetsluis werden, nadat de Duitse krijgsgevangenen daar waren vertrokken, N.S.B.'ers en colloborateurs ondergebracht. Hierbij was ook de transportondernemer die ik eerder in dit verhaal heb genoemd. Mijn vader werd door het Militair Gezag aangesteld als kamparts. Ongeveer in 1949 vatte mijn vader het plan op, om de huisartsenpraktijk te beeindigen en een baan te aanvaarden bij de GG&GD. in Rotterdam. Op een bepaald moment moest hij daar gaan beginnen. Maar de praktijk was nog niet verkocht. Mijn vader nam toen een waarnemer in dienst. Vermeulen was zijn naam. Hij heeft een klein jaar dienst gedaan. Hij was tamelijk populair bij de patienten, omdat hij voor de oorlog keeper was geweest in het Nederlands Nationale voetbalelftal. Wat de mensen niet wisten en waar mijn vader helaas te laat achter kwam, was het feit dat deze man als S.S. arts aan het oostfront had gediend. Hij had zijn straf inmiddels uitgezeten. Ter herinnering aan het artsen verzet, werd aan alle artsen die hier aan hadden deelgenomen, een penning uitgereikt.
De vader van de verteller van het verhaal runde een huisartsenpraktijk op het eiland Voorne en Putten. Na de inundering moest hij van het eiland vertrekken met zijn familie en werd hij ondergebracht in Den Briel. Hij kon van een bevriende arts de praktijk tijdelijk overnemen.
details
- Inventarisnummer
- V52
- Eigen nummer
- 2035 /1910
- Trefwoorden
- arts crisis DKW Militair gezag Coloboratie SS arts GG&GD doek hospik invasie medische medische dienst militair Nederlandse leger noodverband oorlog pleister protestand Rode Kruis tekst uitrusting verband verbinden verzorgen Vrijzinnig
- Namen
- Dr.Tellegen Dr. Reedijk Hitler Vermeulen
- Datum/periode object
- 2010.06.23
- Gebeurtenis
- 1943/1944
- Plaatsen
- Den Briel Duitsland Engeland Nieuw Helvoet Rotterdam Voorne en Putten Voornse duinen
- Datum of periode
- May 10, 1940 May 5, 1945