Mijn ouders, C. den Toom geb. 1907, en J.M. den Toom-Neleman, geb. 1906, dreven een kruidenierszaak, een melkhandel en een ijszaak in Capelle aan den IJssel. De winkel en woonhuis stonden en staan nog steeds aan de Wilhelminastraat 18 in de Oude Plaats in Capelle. De Oude Plaats bestond in die tijd, zo rond 1935, uit zeven of acht straatjes aan de binnenkant van de dijk langs de IJssel. Vroeger had er een steenfabriek gestaan. Zomers maakte mijn vader ook ijs dat hij met een paar karretjes liet uitventen. In Mei 1940, ik was toen 5 jaar, maakte mijn moeder me 's nachts wakker en zei: ‘….Kijk door het slaapkamerraam. Rotterdam staat in brand!’ Nog zie ik het voor me. De volgende dag was ons huis vol gevluchte mensen uit Rotterdam, ze aten mee en lagen overal in huis te slapen. Na een paar weken waren ze weer weg. Toen zagen we Duitse soldaten over de dijk marcheren. Aanvankelijk merkten we niet zoveel van de oorlog. Later werd alles schaars in de winkel en ook sommige mensen verdwenen. Een jongen, die tegenover ons woonde, had getekend voor het Oostfront, een jaar later kwam het bericht dat hij gesneuveld was. Een hoeden en pettenverkoper —de ‘Pettenjood’- was plots verdwenen, ook de joodse opkoper van hazen en konijnenvellen zag je niet meer. Met de bus van de MEGGA ging ik naar Rotterdam, naar het Oostplein, alleen de molen De Noord stond er nog. Ik ging dan naar zwemles in het Oostelijk Zwembad. Doordat onze ouders een kruideniersbedrijf hadden was mijn vader vrijgesteld van deportatie of Arbeitseinsatz en we hadden ook nog voldoende voedsel. Daar kwam nog bij dat mijn vader, met een paar helpers, clandestien slachtte voor de ‘Ondergrondse’. Een koe en vaak een schaap. Dat gaf heel wat spanning in huis. Alles moest verduisterd en er werd geslacht bij het licht van carbidlantaarns. De volgende dag bracht ik in twee koffertjes vlees naar notaris Drapers, die woonde ?? en voor verder transport naar de ‘Ondergrondse’ zorgde. Zo liep ik dan wel 10 keer op en neer naar de dijk waar de notaris woonde. Het slachtafval werd in de nacht door een helper in de IJssel gegooid. Het was toch al moeilijk om die slachtlucht weg te krijgen, mijn moeder ging dan maar uien bakken. In 1943 werd alles heel schaars en in 1944 was er vrijwel niets meer te krijgen. Er was zwarte handel alles was ‘op de bon’; er was haast niets. Toen kwam de voedseluitdeling. Onze kruidenierszaak werd aangewezen als uitdeelpost. Iedere dag kwam er een vrachtauto met eten uit Rotterdam. Meestal soep of hutspot of bonenbrij. De knecht van mijn vader, Multem, deed de uitdeling. Iedereen uit de Oude Plaats kwam met een pan of emmertje en kreeg zijn portie. De lege kannen werden door kinderen uitgelikt. Er waren tenslotte ook voedseldroppings. Vliegtuigen gooiden pakketten en blikken uit in de onder water gezette weilanden achter de Oude Plaats. Ze kwamen lang niet altijd in goede handen, maar in feite was de uitdeling ervan weer bij ons huis. Van de lege, grote blikken maakten we dan een vlot. Uiteindelijk werd het grote Belgische gemeentepaard geslacht, het vlees werd verdeeld en van de rest werd soep gekookt. Toen die soep werd verdeeld, stond zoals steeds het geval was geweest, de wethouder mej. Leusink er als toezichthouder bij en zei: ‘….Een pittig soepje!’ Ook na de oorlog werd mej. Leusink steeds ‘Een pittig soepje’ genoemd!
Gelukkig kwam er een eind aan de oorlog. We werden bevrijd door Amerikanen, Canadezen en Engelsen. Er kwam weer meer eten, hoewel alles op de bon bleef. In het voorjaar van 1946 maakte men plannen om het 1-jarig bestaan van de bevrijding te vieren. Voor die feestelijkheden staken de winkeliers van Capelle de koppen bij elkaar en besloten een wedstrijd uit te schrijven voor de mooiste en origineelste etalage. Mijn ouders hadden al snel een plan. Er waren twee etalages bij ons hoekhuis annex winkel. Ze besloten om één etalage in te richten over de Hongerwinter en één over de bevrijding. Schuin tegenover ons woonde een man die tekende en schilderde als liefhebberij. In mijn herinnering was dit Cor Pols, de postbode. Hij had de voedseluitdeling natuurlijk dagelijks meegemaakt en mijn vader vroeg hem daar een afbeelding van te maken voor de etalage. Dat resulteerde in de ‘Hongerwinter’, een gouache van 100 cm × 315 cm op behangpapier. In de linker etalage kwam de bevrijding met fotoos en krantjes, brood, chocolade, boter en pindakaas en ook een vol biscuitblik; in de rechter etalage werd de gouache rechtop gehangen en daarvoor lagen wat tulpenbollen en suikerbieten en meer van dat spul. We kregen de eerste prijs. Ik meen een fles jenever. Echter sommige mensen herkenden zichzelf op de afbeelding en vonden dat maar zo zo. Juffrouw Leusink, met het hoedje, en Multem, die uitdeelde, vonden het best, maar mevrouw Lugtmeier, met de gele blouse, vond het maar niks dat ze zo herkenbaar was. Zo waren er nog meer die zichzelf terug zagen in die ellendige omstandigheden. De bevrijdingsfeesten gaven roerige tijden, men feestte tot in de nacht en sprong uit de band, meer nog dan ze direct na de bevrijding deden; nú was er immers echt iets te verteren!
In 1947 heeft mijn vader zijn zaak verkocht en zijn we naar Doorn verhuisd, waar mijn vader weer een kruideniers- en melkzaak startte. Als groot paardenliefhebber stichtte hij daarbij ook een manege. De andere zaken werden afgestoten. Mijn broers Theo en Louis den Toom hebben deze manege weten uit te bouwen tot wat nu de bekende Manege Den Toom in Doorn is. De gouache verhuisde mee naar Doorn en belandde op een zolder. Bij een opruiming werd het werk weer gevonden, opgerold, gekreukeld en wat beschadigd. Kunsthistoricus Nicole van der Schaaf kreeg het werk onder ogen en zei meteen: ‘Dit is een belangrijk historisch document, dat moet behouden blijven’. Op haar aanraden hebben we toen de beschadigde rol naar het restauratieatelier Sterken in Beekbergen gebracht. Daar is het perfect gerestaureerd en op linnen geplakt. De volgende actie was nu: Waar moet een werk van meer dan drie meter lengte dan hangen? In feite bleek dat niet moeilijk. Het is ontstaan in Capelle aan den IJssel en in Rotterdam staat het Oorlogs en Verzetsmuseum aan de Coolhaven. Na enig overleg bleek men daar graag bereid de gouache als schenking te aanvaarden en op verantwoorde wijze ten toon te stellen. Wij, als familie den Toom, zijn blij dat dit werk, dat zo min of meer in opwelling en onder benarde omstandigheden is ontstaan, nu een goede plek heeft gevonden.
Gouache gemaakt ter herdenking van de bevrijding, voor in de etalage van een kruidenierswinkel. Tijdens de hongerwinter hielp de eigenaar het verzet door voedsel uit te delen.
details
- Inventarisnummer
- V79
- Eigen nummer
- 1967
- Trefwoorden
- bombardement EHBO honger luchtbescherming medische oorlog Uitdeelpost voedsel uitrusting verbinden verzet
- Namen
- C.den Toom Drapers Multem Gijsbert Jan Pols J.M. den Toom-Neleman Louis den Toom Mej. Leusink Mej. Lugtmeier Theo den Toom
- Datum/periode object
- Oktober 2010
- Gebeurtenis
- Mei 1946
- Plaatsen
- Capellea/d IJssel Doorn IJssel Oostplein Oude Plaats Rotterdam Wilhelminastraat
- Thema's
- Bombardement Verzet
- Datum of periode
- May 1, 1946 May 31, 1956