Deze trein werd gemaakt van platgeslagen blik, een rond blikje, hout en garenklosjes en is eigendom van Gerhard van de Rhoer, van huis uit Rotterdammer.
Van de Rhoer werd in september 1939 in Blijdorp geboren.
Zijn Joodse ouders waren niet gerust op de toekomst. In 1940 probeerden ze al per schip naar Engeland weg te komen, wat niet gelukt is. Dat hun bezorgdheid niet ongegrond was bleek al enkele maanden na de bezetting toen de Duitsers begonnen een stroom van anti-Joodse maatregelen in te voeren. De bewegingsvrijheid van Joden werd steeds verder ingeperkt en de verplichting tot het dragen van de Davidsster bracht hen uiteindelijk in een volkomen geïsoleerde positie.
In juni 1942 begonnen de deportaties van Joden naar vernietigingskampen. In Rotterdam kregen de eerste tweeduizend Rotterdammers de oproep om zich te melden bij Loods 24, gelegen aan het spoor achter een muur op een afgelegen stuk haventerrein.
Het gezin van de Rhoer besloot onder te duiken.
De kleine Gerhard was toen ongeveer 2,5 jaar oud. Een beetje jong om op en onderduikadres verborgen te houden. Daarom werd hij van zijn ouders gescheiden en een verzetsman, oom Theo, nam hem mee “uit logeren”. Oom Theo bracht hem naar Breda war hij werd ondergebracht bij twee zusters en hun moeder, die een kleuterschooltje beheerden. Ze woonden boven het schooltje en namen de jongen onder hun hoede. De kleine Gerhard ging door voor een oorlogswees uit Rotterdam wiens ouders waren omgekomen bij het bombardement en hij kon dus vrij bewegen.
De buren van de zusters waren NSB-ers en hadden zo hun vermoedens over de jongen. Maar oom Theo had hen in niet mis te verstane bewoordingen te kennen gegeven dat wanneer er iets met het kind gebeurde, er met het gezin van de buren zeker ook iets zou gebeuren. De buren hielden hun mond. Gerhard speelde buiten en had vriendjes en kwam zelfs bij de buren over de vloer. In het begin miste hij zijn ouders, maar raakte al snel gewend aan de situatie. Hij had er een prettige kleutertijd en verbleef bij de zusters van juni 1942 tot oktober 1944. Waar de trein vandaan kwam wist hij niet, maar hij heeft er wel veel mee gespeeld.
Zijn ouders waren ondergedoken in Oosterhout, zo’n 10 kilometer verderop. Zij moesten verborgen blijven en konden zich niet vrij bewegen. Met hun zoontje konden ze dus geen contact hebben. Wel werd het kind af en toe naar Oosterhout gebracht om te spelen. De ouders konden hem dan stiekem bekijken door een spleet in de schuifdeur, maar de kleine Gerhard wist van niets. Op dat onderduikadres maakte de vader van Gerhard een trein voor zijn zoontje. Hij gebruikte afvalmateriaal als blik, hout en garenklosjes en als gereedschap was er niet veel meer dan een huishoudschaar.
In september 1944 kwam er in Breda een mevrouw aan de deur om Gerhard op te halen. Hij kreeg te horen dat hij met haar mee ging en dat de mevrouw zijn moeder was. Hij was toen bijna 5 jaar en herkende haar hij niet maar zei netjes ‘dag mevrouw’ . Een beetje aarzelend ging hij mee. Er volgde een spannende fietstocht naar Oosterhout. De Duitsers hadden aangekondigd de brug over het Wilhelminakanaal op te blazen om de opmars van de geallieerden te vertragen.
Moeder van de Rhoer jakkerde met de kleine jongen achterop haar fiets door het bos. Zij moest de brug passeren voordat hij opgeblazen werd. Zij waren net op tijd en bereikten het onderduikadres in Oosterhout. Daar verbleven ze nog een maand totdat ze door de Polen werden bevrijd.
Naar de getuigenis van Gerhard van de Rhoer 2012