Rotterdam 31 Jan.’40
Mijn lieve jongen,
Je brief ontvangen vanmorgen. Natuurlijk hier ook geen nieuws onder de zon. ’t Is alleen weer allemachtig koud en zoo’n wind. Ik ben vanmiddag even de stad in geweest, wat een blubberbeweging. Er liepen hier ook al heel wat soldaten te passagieren die Zondagdienst hadden blijkbaar, maar Vader heeft het niet gehad. Jij gaat vanavond zeker stadten. Je ziet Aai, je bent altijd bang dat je te laat komt en ik geloof dat je altijd de eerste bent.
Ik zit hier in de voorkamer, de kachel brandt niet hier, dus de schuifdeuren dicht, maar het is frischjes hoor jongen.
Hebben jullie vanmorgen velddienst gehad met die paar menschen of alsmaar theorie.
Ik zal je vertellen dat ik een boon mag zijn als ik weet wat te schrijven het blad zal misschien niet eens vol komen.
Je vraagt of ik van je droom, zoo nu en dan, en vertellen dat doe jij ook niet Arietje je zegt altijd: nu niet; weleens maar wanneer? Dus we staan quitte.
Ik ga eindigen de groeten van allemaal. ’t Weinig maar uit een goed hart en je hoort tenminste weer wat van Griet.
Mijn lieverd, de groeten en veel liefs van
Jouw wijffie.
Is je kussen lekker zacht? Maf ze dan.
Briefwisseling tussen Greetje en haar vriend Arie, een gemobiliseerde soldaat. Waar hij was gelegerd is niet bekend.
Klik op de knop transcriptie om deze brief te lezen.