Friedrichsroda, 12 Sept. 43
Lieve Marie,
Het is Zondagavond, als ik deze brief schrijf. Vandaag ben ik één week hier in Friedrichroda.
Het bevalt me best hoor, beter als bij mijn vorige baas.
Het is hier wel flink werken hoor, maar ja dat geeft niet, want ik krijg behoorlijk te eten. Zaterdagmiddag zijn we om half één klaar, tot ’s Maandagsmorgens kwart voor zeven, ik weet gewoon niet waar ik het heb. Vanmorgen ben ik met kameraad Nico de bergen in geweest, dat is buitengewoon mooi. Het is schitterend mooi weer vandaag, eerst hebben we een uurtje geklommen, tot boven op een berg, die een schitterend uitzicht gaf op het mooie stadje Friedrichsrode, en op de bossen in de omtrek.
De bossen hier zijn niet te vergelijken bij die in Holland, ze zijn eindeloos uitgestrekt, en er zijn bomen bij van wel 50 el. hoog, en dan is alles zo echt nog wild, je raak niet uitgekeken, hoewel de jongens hier het niet meer zien hoor, die zijn bijna allemaal al 14 maanden hier. Maar ik zal me’n ogen maar goed te kost geven zolang ik hier ben.
Na de vermoeiende wandeling hebben we heerlijk gegeten, aardappelen met peen en erwten, met fijn jus en een stuk vlees. Tenslotte nog pudding en een fijne koek na, wat wou je nog meer?
Vanavond waren het aardappelen met een sausje, en één ei, ik weet niet hoelang het geleden is dat ik die geproeft had, ik heb hem fijn in de boter opgebakken, maar ja dat is hier ook maar een zeldzaamheid hoor.
Vanmiddag ben ik met Nico en nog een kameraad zo maar een eindje gaan wandelen, in ’t park en in ’t stadje zelf, alles weer rustig en vredig van de oorlog merk je hier niets, dat is een heel verschil met andere plaatsen. Jan Sonneveld zal ook zijn bed weleens uit moeten denk ik, en dat is geen lolletje hoor. Van Arie Marschant hoor ik nog steeds niets, van Arie Kooman heb ik een brief gehad, die werkt in het ijzer, die heb het ook niet getroffen net zo m in als Dik Poot.
Ze moesten allemaal maar hierkomen, maar ja dat gaat jammerlijk niet. Van me vriend uit Kassel verwacht ik volgende week de post, ik hoop dat er van jou ook wat bij is, ik kan er zo echt naar verlangen, ik heb 2 brieven in ’t geheel van je ontvangen, dat is niet te veel, maar jij kan daar ook niets aan doen natuurlijk. Het is vandaag de 11e Zondag al, dat ik bij je vandaan ben, een tijd al he? Maar al ben nu weer verder bij je vandaan gegaan, de liefde niet hoor, eerder dichter bij gekomen, ik verlang iedere dag naar je, maar we houden maar moed, alles gaat goed, en de tijd gaat snel. Ik hoop na de oorlog hier nog eens te wandelen hoor, met een gezelschapje, maar dan met jou als verloofde aan m’n arm, zo voor een maandje b.v. wat zal dat leuk zijn he? Maar Riet ik ga eens eindigen, want me’n papier raak vol. Je doet je huisgenoten de groeten maar. Ook jij hartelijk gegroet, een stevige omhelzing en vele zoenen van je liefhebbende Arie.
(Ook hartelijk gegroet van Nico.)
Brief in envelop van Arie aan zijn verloofde Riet. Arie werkt redelijk veilig in de buurt van de bossen in Friedrichsroda, Duitsland. Hij schrijft over wat hij daar doet en dat hij haar mist.
Klik op de knop transcriptie om deze brief te lezen.