Brief van Adrianus Post aan zijn vrouw en zoon Boy, verstuurd vanuit kamp Vught. Post schrijft over de omstandigheden in het kamp. Zijn kies is getrokken, hij verwacht dat er meer getrokken moeten worden omdat ze los zitten. Ondanks de omstandigheden blijft Post wie hij was, en komt daar nog feller voor uit dan voorheen. Hij noemt Sloof en Riesville (?) die geslagen worden. Hij is niet bang voor wat komen gaat. Hij schrijft over de verdrukkers van zijn land, en de vrijheid die hij nastreeft. Nummer een blijft zijn vrouw en zijn zoon Boy. Hij noemt Verhoeven en Van Etten, die nog in het kamp zitten. Ook beschrijft hij het werk in de barakken van Philips. Er wordt elke week op de bevrijding gehoopt. In de nacht is er die week een Amerikaans toestel neergehaald. Hij doet de groeten aan verschillende mensen ter afsluiting.