DE OORLOGSJAREN 1940-1945
(geen beschrijving)
DE OORLOGSJAREN 1940-1945
In begin 1939 vielen de Duitse troepen Polen aan en toen daarop Engeland en Frankrijk aan Duitsland de oorlog verklaarden, was de oorlog in Europa een feit. De Duitsers versloegen het Poolse leger en verdeelden het land tussen Rusland en Duitsland. En hield Polen als zelfstandige natie op te bestaan.
Aangezien Engeland noch Frankrijk klaar waren voor een oorlog bleven in het begin de vijandelijkheden beperkt tot een bombardement hier en een getorpedeerd schip daar. Nederland probeerde uit alle macht neutraal te blijven.
Nu en dan klonk er dreigende oorlogstaal van over de grens, maar dat woei dan weer over. In april 1940 werd die dreiging erg groot. Het Hoofdbestuur van de A.J.C. (Arbeiders Jeugd Centrale) besloot daarom de jaarlijkse landelijke bijeenkomst met Pinksteren af te gelasten. Daarna leek het er even op dat het gevaar ook nu weer zou overwaaien. NIET DUS! Toen ik op vrijdagmorgen heel vroeg wakker werd van een groot lawaai, bleek dat de Duitsers het vliegveld Waalhaven bombardeerden. En daarmede was Nederland ook bij de oorlog betrokken. Na het bombardement werden er parachutisten neer gelaten, die het vliegveld en de omgeving bezetten. De daarna aangevoerde troepen begonnen vandaaruit een opmars via Schulpweg, Zuidhoek, Doklaan en Brielselaan naar de Maasbruggen.
Ik was als meteropnemer werkzaam bij het G.E.B. (Gemeente Electriciteits Bedrijf) en moest ’s morgens om 8 uur op het kantoor aan de Rochussenstraat zijn. In overleg met een paar collega’s besloten we die ochtend niet te gaan om aan te zien hoe de situatie zich zou ontwikkelen. Een verstandig besluit, want we hadden waarschijnlijk de Rochussenstraat wel kunnen bereiken, maar een terugkeer naar de Linker Maasoever was uitgesloten. De Nederlandse en de Duitse troepen hadden de maasbruggen nl. geblokkeerd.
Een buurman van mij, brugwachter bij de Gemeente Rotterdam, meende dat hij zijn bruggen niet in de steek kon laten en ging samen met een collega, in uniform, op weg naar zijn bruggen. Zij kwamen echter niet ver; op de Hillelaan werden ze door de Duitsers beschoten. Die schoten nl. op ieder uniform. Zij vluchtten bij particulieren naar binnen en kwamen later in een geleend colbertje weer naar huis.
Via het bijkantoor van het G.E.B. aan het Sandelingplein hadden we contact met het Hoofdkantoor. De telefoonverbinding was nl. niet verbroken.
Op dinsdag 14 mei 1940 werden het oosten en het centrum van de stad door de Duitsers gebombardeerd, hetgeen wij van het dak van mijn huis konden zien gebeuren. Na de capitulatie, die nu volgde, waren de oorlogshandelingen, die 5 dagen hadden geduurd, voorbij. De verbindingen tussen Linker- en Rechtermaasoever werden hersteld. Nadat was vastgesteld welke huizen waren vernietigd of onbewoonbaar waren beschadigd, konden we ons gewone werk van opnemen van electriciteitsmeters, weer hervatten. De leegstand van woningen, in sommige wijken vrij groot, was voorbij. Iedereen die zijn huis verloren had, had zo gauw mogelijk geprobeerd weer onder dak te komen, zonder dat hij nog iets had om in die woning neer te zetten.
Ik was penningmeester van de A.J.C., afd. Rotterdam. Omdat het voor de S.J.C. principieel onmogelijk was om deel te nemen aan of een onderdeel te vormen van de N.S.B.-jeugd of de Hitler-jugend, hield de A.J.C. op te bestaan. Om te voorkomen dat die in verkeerde handen viel werd de administratie vernietigd. De bezittingen uit het verenigingsgebouw in de Gaffeldwarsstraat werden er weggehaald. Het meeste kwam voorlopig in de kelder van mijn huis terecht. Het contact met de leden werd zo veel mogelijk onderhouden. Dat was natuurlijk niet zo eenvoudig nu we niet meer over een eigen ruimte konden beschikken. Toen we een keer een grotere bijeenkomst hielden hadden we ons eerst goed op de hoogte gesteld van de regels waaraan we ons moesten houden. Dat was ook nodig tegenover de zaalverhuurder.
Na de eerste schrik kwam het leven weer langzamerhand op gang. Daar hadden de bezetters uiteraard ook groot belang bij. Maar de beperkingen werden steeds groter: steeds meer levensbehoeften werden gerantsoeneerd. Ook het gebruik van gas en licht. De radiotoestellen moesten worden ingeleverd en de pers werd onder censuur geplaatst. Daardoor kreeg de nieuwsvoorziening een steeds eenzijdiger (Duits) karakter. Politieke partijen werden verboden; de vakbeweging werd onder toezicht geplaatst, evenals de radioverenigingen. Veel leden zegden dan ook hun lidmaatschap op.
Langzamerhand groeide het verzet. Hier en daar werd sabotage gepleegd. Toen dat ook gebeurde aan telefoonkabels van de Duitse Weermacht volgden er strafmaatregelen. Die kabels moesten bewaakt worden en mensen werden opgeroepen om op een bepaalde tijd een bepaald deel van die kabels te bewaken. Via het politiebureau werd je dan naar de bewuste plaats gebracht. Ik heb twee maal zo’n oproep gekregen.
Het G.E.B. ging ook het stroomverbruik registreren, op de diverse locaties die Duitse weermacht in gebruik had. Daarvoor kreeg ik een vergunning van de Ortscommandant om mij daar toegang te verlenen. De Luftwaffe had echter geen boodschap aan de Ortscommandant en voor hen moest een aparte vergunning aangevraagd worden. Ook daarmede waren er soms problemen, met sommige officieren, die er niet mee akkoord gingen dat ik me onbegeleid op die militaire locaties bevond. Maar zelfs bij de onderzeebootbasis lieten ze me gewoon toe.
Ik raakte betrokken bij de ondersteuning van gezinnen van onderduikers enz. Elke week haalde ik op een kantoor van een havenman in de Scheepstimmermandslaan geld en evt. andere papieren op en bracht die bij de man die voor de distributie ervan zorgde. Een keer werd ik met die spullen bij mij in de Maastunnel aangehouden door twee S.D.ers. Na vertoon van mijn persoonsbewijs (ze vroegen naar een Ausweiss) kon ik weer verder. Van de Maastunnel heb ik daarna, als ik het geld had opgehaald, geen gebruik meer gemaakt. In december 1943 werd een ambtenaar van Sociale Zaken gearresteerd, die werkte voor de communistische Rode Hulp. Hij had ook contacten met de organisatie waar ik voor werkte, om dubbele uitkeringen te voorkomen. Toen ik dan ook op 21 december 1943 in de Scheepstimmermanslaan het geld kwam ophalen, zat daar een lid van de beruchte groep 10 van de politie. Hij arresteerde mij en droeg mij later over aan twee S.D.ers die langskwamen en mij naar het S.D.kantoor aan de Heemraadssingel brachten. Na een korte ondervraging werd ik vandaar naar het Hoofdbureau van Politie gebracht en in een cel opgesloten. Pas na Oud- en Nieuwjaar kwam er een uitvoerig verhoor door de S.D.. Via de kapper, die mij kwam scheren en die bij mij in de buurt woonde en ik dus kende, kwam ik te weten dat er bij mij thuis bij de huiszoeking niets was gevonden. Dat was natuurlijk belangrijk om te weten in verband met het komende verhoor. Mijn vrouw had de clandestiene radio laten weghalen, zodat die niet gevonden kon worden.
Ik zat 3 weken in de cel aan het Haagseveer en werd toen overgeplaatst naar het bureau van de rivierpolitie in de Parkhaven. Daar waren op de zgn. drenkelingenzolder 48 bedden. We werden er bewaakt door een brigadier van politie met twee hulpagenten, die om de 8 uur werden afgelost. We moesten daar ook werken. Matten vlechten van biezen; daar kwam een speciale werkmeester voor. De rest van de tijd moesten we er ons zelf vermaken. Er werd dus heel wat afgekaart. Elke woensdagochtend heel vroeg ging de telefoon en werden de namen doorgegeven van degenen, die verder op getransporteerd zouden worden. Iedereen was dan wakker om te horen wie nu weer aan de beurt was.
Begin maart 1944 werd er op de bewuste ochtend een lange lijst van namen doorgegeven, waaronder mijn naam. We werden naar het Haagseveer gebracht, waar nog een groep gereed stond. Daarna gingen we, iedereen met een aparte bewaker, naar het Centraal Station en vandaar met een speciale trein naar Vught. Daar werden we opgewacht door een groep S.D.ers, die ons naar het daar gevestigde concentratiekamp brachten, officieel het K.L. Herzogenbusch. Dat was een soort strafkamp – een zgn. modelkamp, om aan de buitenwereld te tonen hoe goed de gevangenen werden behandeld. Die behandeling was echter even slecht als in de andere kampen. De leiding van de barakken was in handen van Duitse criminelen, die daarvoor speciaal uit Duitse gevangenissen waren gehaald. Het eten bestond naast een klein stukje brood 4 of 5 dagen in de week uit zuurkoolsoep, zonder smaak. Een maal in de week kregen we een maaltijd van het Rode Kruis en we hadden de voedselpakketten, die we van thuis ontvingen. Na aankomst in het kamp werden we geregistreerd en werden onze bezittingen, kleding enz. in beslag genomen en kregen we kampkleding verstrekt, bestaande uit hemd en onderbroek, verder een jasje en broek van gestreepte stof, zodat je duidelijk als gevangene herkenbaar was. Daarnaast houten klompschoenen en een muts. Die moest je overdag altijd dragen en er de Duitse kampstaf mee groeten. En o wee, als je dat niet goed deed of vergat. We moesten er werken, werk dat voor het grootste deel bestond uit het slopen van neergeschoten Engelse en Amerikaanse vliegtuigen. De bruikbare onderdelen werden verzameld en naar Duitsland afgevoerd. ’s Morgens na het appel werden de werkgroepen gevormd, die daarna afmarcheerden naar het werk. Onderwijl passeerden ze dan de plaats, waar de kampstaf stond toe te kijken, de ‘Duitse Bocht’ genoemd. De samenstelling van de werkcommando’s werd vrij regelmatig gewisseld. Je bofte in zekere zin als je tewerk werd gesteld op het station Vught. Vanuit de passerende passagierstreinen werden nog al eens voedselpakketjes naar de gevangenen gegooid.
In mei 1944 werd de appelplaats in Vught na het ochtendappel afgezet door troepen van de S.D.. Er werd een lijst van ongeveer 400 namen afgeroepen, die zich aan de andere kant van het veld moesten opstellen. Als er iemand ontbrak, die zich in de ziekenbarak bevond of in een van de bijkampen, zoals Gilze Rijen, dan werd die opgehaald. Alleen ernstig zieken werden van de lijst geschrapt. Deze operatie duurde bijna de gehele dag; pas tegen de avond mochten we even onder toezicht naar onze barak om onze weinige bezittingen op te halen. Bij terugkomst werden we in een inmiddels gearriveerde trein gestopt. Daarna vertrok de trein naar Dachau, het bekende Duitse concentratiekamp. Daar waren we al achter gekomen, dat die de eindbestemming was. Toen we er na ongeveer 24 uur arriveerden, werden we er opgewacht door een groep medewerkers van het kamp, overwegend ook gevangenen, die de “steinreiche Holländer”, zoals zij ons noemden, grondig van onze weinige bezittingen beroofden. Met volledige toestemming van de Duitsers. Nadat we waren geregistreerd en van Dachau-kleding waren voorzien (de kleding uit Vught moest daarheen terug) werden we in barakken ondergebracht. In die barakken stonden de ledikanten mannetje aan mannetje, drie hoog, en we kwamen er ten tijde van de quarantaine bijna alleen uit voor het appel. Boven de ingang van het kamp stond een bord met de tekst: “Es gibt nu rein Weg zur Freiheit: Arbeitsamkeit, Sauberheit”. Over sauberheit gesproken, de waterleiding was een groot deel van de dag afgesloten. Het systeem van het kamp was, evenals in de andere kampen, erop gericht om de persoonlijkheid van de mensen te breken. Je werd er niet als mens gezien maar als een ding, waarmede ze konden doen wat ze wilden. De leiding van de verschillende activiteiten was in handen van gevangenen, die nog onmenselijker optraden dan je van de S.S. kon verwachten, en waarvoor zij zich te goed voleden.
Na de drie weken quarantaine werden we met een grote groep naar het werkkamp Allach gebracht, da als slecht bekend stond. In Allach was een fabriek van BMW-motoren, waar vliegtuigmotoren werden gemaakt. Op de eerste avond dat we er waren werden we er al te werk gesteld om de rommel van een bombardement op te ruimen. We moesten in de fabriek aan het werk en aan de hand van een lijstje van nodige werknemers, werd je aangewezen. Zo was het de bedoeling dat ik bankwerker werd. De volgende ochtend gingen we er heen; aangezien de fabriek van 6 uur ’s morgens tot 6 uur ’s avonds werkte, moesten we al om 5uur opstaan. Op de bankwerkerij mocht ik van de Duitse werkmeester die eerste dag alleen maar kijken wat er gedaan moest worden. En dan is twaalf uur staan een hele tijd. Ik kreeg er zulke dikker voeten, dat ik ’s avonds met grote moeite het kamp wist te bereiken. Na het appel kwam ik dan ook in de ziekenbarak terecht. Toen ik een paar dagen later weer op de fabriek kwam was mijn plats op de bankwerkerij bezet en werd ik tewerk gesteld als opruimer achter een draaibank in de draaierij. Toen die draaier ander werk kreeg moest ik zijn plaats innemen en werd ik draaier. Ik bleef dat werk doen tot de fabriek bomvrij gemaakt moest worden en alle machines werden overgeplaatst naar een kelder in München. En omdat daar alleen overdag werd gewerkt, werd ik en vele anderen door de fabriek ontslagen.
Na het ontslag bij de fabriek werden we in het kamp te werk gesteld en kwam ik uiteindelijk terecht in de bijkeuken. Je moest in het kamp erg wennen aan de steeds maar nieuwe verboden. Want in verbieden warend de Duitsers erg sterk. Toen er een paar gevangenen waren ontvlucht en weer waren opgepakt, werden ze zonder pardon opgehangen. En daarbij moest de gehele kampbevolking, gedwongen, aanwezig zijn.
We kregen in het kamp weinig te eten: ’s avonds een stuk Duitse kuch, maar die was ook voor de ochtend bedoeld, want dan kregen we alleen maar een kom koffie-surrogaat. Het middageten bestond een groot deel van de week uit knollensoep, steckrüben-suppe. Als je zwaar werk verrichtte had je recht op een snee extra brood, maar je moest er wel achteraan om hem te krijgen.
Nadat de kamp-commandant was vervangen werd het regime iets lichter; men was er zeker achter gekomen dat de oorlog verloren was. Ik kreeg van de nieuwe commandant een brief overhandigd van de directie van het G.E.B. in Rotterdam, waarin mij werd medegedeeld dat zij mij in opdracht van de Duitsers hadden moeten ontslaan. Maar daar maakte ik mij niet al te veel zorgen over.
In april 1945 moesten een paar duizend Oost-Europese gevangenen lopend het kamp verlaten onder begeleiding van het grootste deel van de kampbewaking. Waarheen?? Ze werden al na een paar dagen door de Duitsers ergens onbewaakt achtergelaten.
Op 30 april 1945 werd het kamp door de Amerikaanse troepen bevrijd en door de Duitse commandant aan hen overgedragen. De Amerikaanse commandant kwam persoonlijk in alle barakken praten en om rust en geduld vragen. Zij organiseerden direct de levensmiddelen-voorziening door aanvoer van voorraden en door inbeslagneming van levensmiddelen in de omgeving. Er dachten al mensen dat we nu dadelijk terug naar Nederland zouden vertrekken, maar de oorlog was nog niet voorbij en de Amerikanen hadden natuurlijk ook nog wel iets anders aan hun hoofd. Pas tegen het einde van mei 1945 kwamen er vanuit Nederland auto’s om de geïnterneerde Nederlandse soldaten, tewerkgestelden en ons op te halen. Zieken moesten in het kamp achterblijven en het is een beroerde ervaring om later te horen dat sommige van hen het niet hebben overleefd.
Wij reden met die auto’s, vrachtauto’s in vier dagen naar Nederland, waar we in ’s Heerenberg werden opgevangen. De reis duurde vooral zo lang omdat we regelmatig opzij moesten om legertransporten voor te laten gaan en omdat er ’s nachts niet mocht worden gereden. Voor overnachting moesten we zelf zorgen, ook voor eten onderweg.
In ’s Heerenberg werden we geregistreerd en konden we nar een goede maaltijd de nachtdoorbrengen. En de volgede dag ree ik in een vrachtauto met nog een aantel anderen via Apeldoorn, Amersfoort, Utrecht en Den Haag, waar overal mensen uitstapten, naar Rotterdam. Hoewel mijn vrouw al bericht had gekregen, dat ik tot de overlevenden behoorde, had ze geen idee wanneer ik thuis zou komen. En zo stond ik dan toch nog onverwacht voor mijn vrouw en dochter. Dat was natuurlijk een emotioneel weerzien.
B. Blok
Adres in 1940:
Wieringerstraat 20C, Rotterdam-Charlois
details
- Inventarisnummer
- 6766-1-7
- Eigen nummer
- 000399 2018
- Afmeting
- hg 29,7 / br 21,0
- Annotatie
- In begin september 1939 vielen de Duitse troepen Polen .......
- Trefwoorden
- beeldentafel bezetting concentratiekamp dagboek dwangarbeid Gemeentelijk Energie Bedrijf gevangenis metercontroleur onderdrukking ooggetuigeverslag politie rivierpolitie Sicherheits Dienst S.D. terugkeer verzet
- Namen
- B. Blok
- Datum/periode object
- 2004.09.00 - 2004.09.00
- Gebeurtenis
- 1940.05.10 - 1945.05.05
- Plaatsen
- Allach Dachau Haagseveer Rotterdam Vught Wieringerstraat
- Materialen
- inkt papier
- Technieken
- Getypt
- Thema's
- Verzet