De schilder zat gedurende de bezetting op de kunstacademie te Rotterdam. Hoewel werkzaam als aannemer in een familiebedrijfje, bleef hij schilderen. De kruidenierszaak van familie den Toom werd gebruikt als uitdeelpost van voedsel. Het eten werd verdeeld en opgeschept door knecht Multem, onder het wakend oog van wethouder mej. Leusink (afgebeeld met hoed, rechts, voor de groene deur). Voor een van de maaltijden werd het laatste gemeentepaard geslacht, een groot, Belgisch paard. Het vlees werd verdeeld en van de rest werd soep gekookt.