Pim van Renssen is 9 jaar als hij de hongerwinter van 1944 moet meemaken.
Er is nauwelijks voedsel en brandstof voor de kachel. Als aanvulling op het karige voedsel eet hij tulpenbollen en suikerbieten. Dan krijgt hij tot overmaat van ramp ook nog een maagzweer en mag geen voedsel meer eten van de gaarkeukens. Het Inter Kerkelijk Bureau (IKB) zorgt voor speciaal voedsel en zijn moeder moet op haar houten schoenen iedere dag de binnenstad in om dat voedsel te halen.
Hij overleeft de ellende, maar ook na de bevrijding blijft hij tobben met zijn gezondheid. De ouders van Pim dienen een aanvraag in bij het Rode Kruis, omdat zij gehoord hebben dat kinderen worden uitgezonden om aan te sterken.
Na een grondige keuring krijgen zij te horen dat Pim in aanmerking komt voor uitzending en dat haast geboden is.
Op 11 augustus is het zover: Pim wordt, samen met kinderen in de leeftijd van 8 tot 14 jaar in bussen naar Groningen gebracht. Daar staan Deense koelwagens te wachten om de groepen verder te brengen. De koeling is uitgezet en er liggen matrassen op de vloer, de deuren staan half open. De reis door Duitsland is indrukwekkend: een platgebombardeerd Hamburg, geen steen meer op de andere!
Net over de grens bij Flensburg worden de kinderen ondergebracht in een voormalig strafkamp van de Duitsers: Froslev. Zij worden grondig geschrobd en ontluisd.
Na enkele dagen gaat de reis per trein verder richting Herning. Daar worden zij ontvangen in een grote zaal in een hotel en worden voorgesteld aan hun pleegouders. Als iedereen elkaar gevonden heeft en de zaal leegloopt staat Pim als enige rond te staren. Zijn pleegmoeder blijkt er op het laatste moment toch van af te hebben gezien. Een echtpaar die als toeschouwer aanwezig is stappen op Pim af en zeggen dat hij met hen mee kan. De man blijkt een tricotagefabrikant* te zijn.
Thuisgekomen wordt Pim volgepropt met allerlei lekkernijen. De overdaad valt niet goed en zijn pleegmoeder zorgt dat Pim lange tijd licht verteerbare en voedingsrijke maaltijden krijgt. Ook stuurt zij hem naar school en daardoor spreekt en schrijft hij al snel Deens. Pim kan zich geen lievere moeder wensen.
Het zusje van Pim is inmiddels ook gekomen. Na zeven maanden reizen zij samen terug naar Nederland. Er wordt een regeling getroffen en ieder jaar krijgt Pim een ‘verlengde’ schoolvakantie zodat hij naar zijn pleegouders in Denemarken kan gaan.
Dat duurt tot 1952, daarna gaat Pim ieder jaar op vakantie naar Denemarken.
In 1960 trouwt hij en twee jaar later verhuisd hij naar Denemarken om te gaan werken in de fabriek van zijn pleegouders. Hij wordt vertegenwoordiger en bedrijfsleider. Uiteindelijk is de concurrentie door de opkomst van goedkopere textiellanden zo groot dat het bedrijf moet sluiten. Pim komt terug naar Nederland en als zijn ouders overleden zijn, vindt hij tussen alle bescheiden een brief van zijn pleegouders. Het is een adoptieverzoek. Al vrij snel na de eerste ontmoeting met Pim hebben zij de brief geschreven. Pim begrijpt dat het voor zijn ouders een groot probleem moet zijn geweest en dat zij er daarom nooit over gesproken hebben.
*machinaal vervaardigde gebreide goederen
Identiteitskaart van Cornelis van Renssen (roepnaam Wim), uitgegeven door het Deense Rode Kruis in verband met het uitzenden van verzwakte Nederlandse kinderen.
Na de bevrijding werden verzwakte kinderen gekeurd om eventueel te worden uitgezonden naar plekken waar ze zouden kunnen aansterken, onder andere naar Denemarken.