Boek Die Niederlande im Umbruch der Zeiten
Boek Die Niederlande im Umbruch der Zeiten. Oorlogsbuit van de zwager van Horst Johne (zie De broer van …
Het eerste oorlogsjaar
Het moet 10 mei 1940 zijn geweest. Aad van den Bemt, nog geen 5 jaar, woonde op de Burgemeester Meineszlaan. Het was nog vroeg, de deuren stonden open, zijn ouders waren er niet. Dat was heel raar. Aad kon zo de trap op, naar het dak. En daar stonden zijn ouders. Het waren de eerste uren van de invasie: een Duits bombardement schakelde vliegveld Waalhaven grotendeels uit. Voor Aad was het een niet beangstigend schouwspel met die prachtige zilveren vogels: hij zag een luchtgevecht tussen Duitse en Nederlandse vliegtuigen.
Op 14 mei was er het grote bombardement op Rotterdam. Aad zat met zijn ouders en Marga, zijn baby-zusje, in de kelder van de groenteman aan de Schermlaan. Marga lag in een groentekist. Het was een kleine, lage ruimte waarin ook de groeteman en zijn familie zaten. Het moet angstig zijn geweest, vooral ook als Aad aan de hand van zijn moeder naar boven moest om naar de wc te gaan. Maar angst kan Aad zich niet echt herinneren. De bommen gaven enorme klappen. Zijn hoofd zat diep tussen de schouders.
Na het bombardement is Aad, voorop de fiets met zijn vader naar de stad gegaan. Het stonk er vreselijk. Een tante woonde op het Noordereiland, opa en oma van moederskant woonden in IJsselmonde. Ze konden de bruggen niet over. Afgesneden van de familie. Helder ziet Aad de roodgloeiende Statendam nog voor zich aan de overkant van de Boompjes. Veel jaren later heeft Aad daar nog, min of meer onbewust, een schilderij van gemaakt (afb. 1). Na enige tijd ging het leven toch weer min of meer gewoon verder. Later is Aad met grootvader, die bij de HAL werkte, achterop de fiets naar Katendrecht gereden. Aad moest van opa de verwoeste gebouwen zien. Met moeder ging Aad weer dagelijks naar de kleuterschool nabij de Beukelsdijk (waarschijnlijk de Jagthuisstraat). Maar niet onder de NSB-vlag doorlopen die halverwege de straat uit een huis hing. Nee, met een boog er om heen! De ramen in huis waren met strippen plakband afgeplakt om bij bombardementen het glas bij elkaar te houden.
Zo rond zijn 6e verjaardag in juli 1941 speelde Aad buiten in de Burgemeester Meineszlaan toen vlak boven zijn hoofd een Engelse bommenwerper vloog. Aad kon het met een grijns vertrokken gezicht van de piloot zien. Dat moet het toestel zijn geweest dat direct daarna een noodlanding moest maken op de Kruiskade. Hoewel de Engelsen met veel succes schepen en werven bombardeerden, was het wellicht dus geen grijns, maar spanning om nog te redden wat te redden was. Moeder was panisch en Aad werd direct naar binnen getrokken.
Moeder was naaister en had o.a. (Joodse) juwelier Bonnewits als klant. Ook de zaak van Bonnewits (op het Van Hogendorpsplein?) was weggebombardeerd. Vader en de heer Bonnewits zijn ter plekke nog gaan zoeken naar overgebleven sierraden en materiaal. Er werd nog wel wat gevonden: een gesmolten zilveren kandelaar, doosje met gouden, zilveren of ander materiaal ringetjes en sluitinkjes en twee goud- weegschaaltjes, waarvan één helemaal in tact onder een glazen stolp, werden bij Aad thuis zolang opgeborgen en verstopt.
Op IJsselmonde
Rond september 1941 moet het geweest zijn dat het gezin verhuisde naar het Zevenbergsedijkje 21 op IJsselmonde. De nog geredde ‘spullen’ van juwelier Bonnewits zijn natuurlijk meeverhuisd naar het Zevenbergsedijkje. Het werd bewaard onder in een kast en daar onder oude bruine gordijnen verborgen. Aad mocht er absoluut niet aan komen. Maar toen hij echter een ringetje nodig had om het zeil van een zelf gemaakt zeilscheepje (een oude klomp) te bevestigen, heeft hij wel één keer een gouden ringetje ‘geleend’. De familie Bonnewits heeft de oorlog overleefd, de ‘spullen’ zijn teruggegaan. Maar met de heer Bonnetwits is het nooit meer goed gekomen: hij was te getraumatiseerd. Na de oorlog is mevrouw Bonnewits (afb. 2, opname ca. 1960) weer een (nood)winkel begonnen. Eerst in een noodwinkeltje voor het HBU-gebouw en later op de Coolsingel (voor het toenmalige Hoofd Postkantoor). Na de oorlog kregen de harige bruine gordijnen een andere bestemming: Bij de bevrijdingsfeesten enkele maanden na de oorlog, waar vader ook weer actief was, werd Hans (=Ernst Johne) en Grietje (zus) en de boze wolf (=Aad) opgevoerd. Aad was, niet geheel tot zijn genoegen, verkleed in een wolvenpak gemaakt van die gordijnen.
Het Zevenbergsedijkje was toen onderdeel van een landelijk gebied met alleen lintbebouwing langs de dijken. Naast het gezin waar Aad deel van uitmaakte woonde, op nummer 19, de familie Gombert, waarvan de zoons actief waren in de NSB, SS en/of de SA. De huizen waren erg gehorig, de jongens waren redelijk fel. “De radio eruit of ik geef jullie aan”… En dus werd de radio ingeleverd. Gelukkig waren de ‘heren’ niet veel thuis. Daar weer naast, op nummer 17, woonde de familie Oostveen. Koos Oostveen bleek zeer actief in het verzet. Hij oefende met zijn revolver om appels in onze boom te raken. Er waren er op het dijkje veel meer in het verzet, dacht Aad: melkboer Zwaal, Arie de Gelder, van Os, boer Barendrecht, die ook onderduikers had. “Wij op 21 hadden een luik in de vloer van een kast gemaakt voor eventuele snelle verdwijning. Natuurlijk werd nergens over gesproken, maar je wist het wel”, aldus Aad.
Aad ging naar de openbare Theo Thijsenschool. Dat was wat verder weg, hij moest altijd langs enkele andere scholen. Ze gingen in groepjes, anders kon je een pak slaag verwachten: er was veel rivaliteit tussen de geloven en de scholen! Het schoolverzuim was groot vanwege ziekte (tuberculose), gebrek aan brandstof of anderszins. Klassen werden overgeslagen.
In de oorlog heeft het gebied bij het Zevenbergsedijkje/ Hordijk/ Kerkedijk een tijdlang onder water gestaan vanwege inundatie. Aad: “Achteraan ons dijkje voorbij de bebouwing midden in het water was een kleine Duitse legereenheid met zwaar geschut opgeworpen. Ik herinner me goed een geallieerde luchtaanval van enkel jagers op dat nest. Ik stond tot mijn middel in het water, alleen, toen ze de aanval inzetten. Het enige wat ik kon bedenken was bukken. Links en rechts ketsten de kogels in het water. De aanval was kort en krachtig maar er gebeurde verder niets.”. Voor Aad bracht de inundatie vele mogelijkheden in de barre winter ’44-‘45: zoals snoeken vangen en houten palen ‘oogsten’. Door het ijs heen kon je de palen van de afrastering van de boerenpercelen zien. In het donker hakte hij het ijs weg en trok de palen er uit. Prima brandhout! De ontdekking was overigens van korte duur, de grote mannen hadden spoedig zijn geheime bron ook ontdekt.
Riek Johne
De familie Van den Bemt heeft niet lang met zijn vieren op het Zevenbergsedijkje gewoond: vader werd tewerkgesteld in Limburg, en later in Berlijn. Samen met zijn zwager moesten ze met de trein van Limburg naar een onbekende bestemming. De zwager is van de trein gesprongen en weer teruggekeerd in Rotterdam en daar ondergedoken. Vader durfde niet te springen. Hij kwam pas na veel omzwervingen één of twee maanden na de oorlog weer thuis, moeder had het erg zwaar in die tijd en probeerde de touwtjes aan elkaar te knopen door hier en daar bij boeren verstel en naaiwerk te doen, raakte goed bevriend met Riek Johne- van Diggele. Ook zij was min of meer in een eenzame positie terecht gekomen. “En elkaar helpend waar het kon zijn we de oorlog door gesukkeld.”
Door huisvestingsproblemen en omdat het gezin Van den Bemt uitelkaar viel, werd Aad in de familie Johne opgenomen. Hij verbleef daar zowel in als na de oorlog.
Riek was de (Nederlandse) vrouw van Horst Johne, een Duitser, orgel- en pianostemmer, die in 1922 uit Duitsland met zijn ouders naar Nederland was getrokken. Door het huwelijk was Riek overigens formeel Duitse geworden (in 1964 heeft ze een aanvraag gedaan het Nederlanderschap te herkrijgen, object beeldbank OVMR 10897). Zij woonden aan het Zevenbergsedijkje op nummer 69. Toen Horst, nog steeds Rijks Duitser, werd opgeroepen om in Duitse dienst treden, bleef Riek achter met hun zoon Ernst.
Horst Johne
Georg Alwin Horst Johne (ca. 1905- ca. 1970) was orgel-en pianostemmer, een vakman. Aad heeft nog enige brieven in zijn bezit van tevreden klanten. Hij was een vrijdenker. Geëmancipeerd avant la lettre. Hij was begeesterd van het socialistische gedachtengoed. Over allerlei maatschappelijke vraagstukken zoals het marxisme, anticonceptie, natuurbescherming, antimilitarisme of emancipatie een mening en volop de discussie aanzwengelend. Horst was wars van overdadigheid. Hun huis was modern-sober ingericht (à la Bauhaus). De familie Johne en Aad gingen kamperen langs de Oude Maas bij de Barendrechtse brug. Daar heeft Aad leren zwemmen. Mede door afwezigheid van zijn eigen vader, heeft Horst naar het gevoel van Aad in die tijd de vaderrol in belangrijke mate ingevuld en zo ook het denken en het leven van Aad gevormd. Horst had ook traditionele opvattingen bijvoorbeeld over orde en netheid. De schoenen werden boven en onder gepoetst, de voeten moesten elke avond worden gewassen, er mocht geen eten worden weggegooid. Horst was Duitser, maar zeer ingeburgerd en geliefd op het Zevenbergsedijkje. Tijdens de oorlog kon hij ook af en toe aan voedsel komen en deelde dat met buurtbewoners. De zoon van Horst en Riek, Ernst (geb. 1938), werd de grote vriend van Aad. Tijdens zijn verblijf in het gezin was Aad min of meer zoon en broer in de familie Johne.
Zeer tegen zijn zin kon Horst niet ontsnappen aan de Duitse dienst nadat de Duitsers Nederland hadden bezet. Horst wist echter een relatief goede plek te krijgen: boven op de toren van de grote kerk in Dordrecht: ‘vijandelijke’ vliegtuigen spotten. Aad is ook bij Horst op de toren geweest. Horst had een groot rechtvaardigheidsgevoel. Zo pleitte hij bij de Duitse autoriteiten voor de vrijlating van de heer Hemmes die door de S.D. was opgepakt en vastgezet. Zeker voor een Duitser een risicovolle onderneming. Hemmes was hem zeer dankbaar, na de oorlog schreef hij een verklaring ten gunste van Horst (object beeldbank OVMR 10893). Na de inval van de geallieerden in Normandië moest Horst ook daar naar toe, gewapend en wel. Horst deserteerde, verzegelde geweer en munitie, kwam met een Rotterdamse vriend per gestolen legerwagen terug naar Rotterdam, reed de auto de berm in (Dordtse Straatweg) en dook onder bij zijn socialistische vrienden. Riek en Ernst moesten de hongerwinter door zonder Horst. Het waren zware tijden. In 1950 maakte Ernst, als 11 jarige, daarvan nog een tekening (afb. 3). Later heeft hij ook zijn vader geschilderd (afb. 4). Ernst werd kunstenaar en maakte veel etsen en tekeningen m.b.t. Rotterdam en de havens.
Na de bevrijding werd Horst opgepakt en geïnterneerd. Alsof hij een landverrader was. Maar hij had niets misdaan, in tegendeel! Toch werd hij vastgezet: Horst was een Duitser die in Duitse dienst was geweest. De buurtbewoners schreven een brief, die zij allen ondertekenden, dat niets op Horst was aan te merken, dat hij zich juist voor de Nederlanders zeer had ingezet en pleitten Horst volledig vrij. Het heeft niet mogen helpen (object beeldbank OVMR 10894). Horst kwam in 1946 weer terug op de dijk. Vader van Aad had een groot welkomstbord gemaakt: in oranje met witte letters (afb. 5: het gezin Johne). Want welkom was hij! Ook kreeg Horst een mooi geschenk van zijn zwager, de broer van Riek. Deze broer was korporaal bij de Princes Irene Brigade. In een huis van de W.A. in Utrecht had hij als ‘oorlogsbuit’ een boek meegenomen: “Die Niederlande im Umbruch der Zeiten” met een mooi geschreven tekst vooral: “Aus Anerkennung für die viele im Interesse der W.A. von der SS Sennheim geleistete Arbeit. Der Kommandant der W.A.”(afb. 6 en 7).
Aad kreeg de wind van voren, omdat hij de laarzen van Horst, die nog in de kelder van Horst stonden, aan had. Aad had helemaal geen schoenen. Ja, op de bonnen en voor veel geld had hij kort na de oorlog één keer schoenen gekregen, maar binnen een dag lagen die na een potje voetbal aan flarden. Tot ontzetting van hemzelf (en zijn moeder!). De laarzen van Horst waren natuurlijk te groot, maar het kon, en het stond vreselijk stoer. Na terugkeer van Horst moest Aad de laarzen direct teruggeven. Vervolgens verdwenen ze, in ieder geval zag Aad ze nooit meer terug.
Horst was vanwege de internering verbitterd. Hij vervolgde zijn oude leven weer: als orgel- en pianostemmer. Horst bleef overigens een ‘aanpakker’. Toen hij hoorde dat zijn vader, die in Zittau (in Oost-Duitsland bij Dresden) op sterven lag wilde hij per se naar hem toe. De broer van Horst ging niet, want je kwam toch Oost-Duitsland niet in. Horst en Riek gingen wel. Eerst tegengehouden bij de West-Duitse grens: ze zouden toch niet verder komen omdat zij geen Oost-Duits visum hadden. Horst praatte zich er toch uit. Natuurlijk tegengehouden bij de Oost-Duitse grens. Zij moesten onverrichterzake terug. Dat pikte Horst niet: “Hebben jullie Mein Kampf gelezen? Nee? Ik wel. Wat daarin staat, gebeurt hier. Zijn jullie net zo? Wie neemt de verantwoording mij wel door te laten?”. Niemand… totdat een vrouwelijk hogere grenswacht zei die verantwoording op zich te nemen. Horst, emancipatoir als hij was, was niet alleen blij dat hij toch door kon, maar was ook buitengewoon trots op de dapperheid van deze vrouw. Horst heeft afscheid genomen van zijn vader. In een Oost-Duitse krant stond later een artikeltje van het voorval met als commentaar dat de regels voor dit soort ‘noodgevallen’ aangepast dienden te worden.
Horst is relatief jong, ca. 65 jaar oud, gestorven. Gelukkig met zijn vrouw (objecten beeldbank OVMR 10807 en 10808) en zoon, maar tegelijkertijd verdrietig en verbitterd om wat hem is overkomen als volstrekt onschuldige geïnterneerde tussen velen die zich tijdens de oorlog hebben misdragen.
Slot
Met dit portret van Horst Johne heeft Aad een poging gedaan om twee dingen te verduidelijken:
- Om in het interview het toen algemeen heersende beeld van de Duitser (een goede mof is een dode mof) in de 2e Wereldoorlog, enige nuancering aan te brengen.
- Het belang te benadrukken van een man als Horst Johne met idealen en een sterk geloof in een betere wereld, die ook bereid was de uiterste consequenties van zijn handelen te accepteren.
Boek Die Niederlande im Umbruch der Zeiten.
Oorlogsbuit van de zwager van Horst Johne (zie
De broer van Riek was korporaal bij de Princes Irene Brigade. In een huis van de W.A. in Utrecht had hij als ‘oorlogsbuit’ een boek meegenomen: “Die Niederlande im Umbruch der Zeiten” met een mooi geschreven tekst vooral: “Aus Anerkennung für die viele im Interesse der W.A. von der SS Sennheim geleistete Arbeit. Der Kommandant der W.A.”(afb. 6 en 7).
details
- Inventarisnummer
- 11152
- Eigen nummer
- 3202
- Afmeting
- 17 x 24 cm.
- Trefwoorden
- Horst Johne oorlogsbuit
- Plaatsen
- Würzburg
- Materialen
- Papier en hard kaft
- Thema's
- Dagelijks leven
- Vervaardigers
- Konrad Triltsch Verlag