Pieter Vonk woonde met vader, moeder en 3 broers aan de Evastraat 23a in Rotterdam. Dit werd later de Honingerdijk 450 i.v.m. het bombardement. Op 5 februari 1940 werd hij opgeroepen voor de krijgsmacht (dienstplicht). Na de capitulatie op 31 augustus 1940 is Pieter met klein verlof gegaan en later weer opgeroepen. Hierna is hij als dwangarbeider naar Duitsland getransporteerd. Hij is terecht gekomen in Brux in Tjecho-Slowakije als dwangarbeider in een synthetische benzinefabriek. Deze benzine werd gehaald uit bruinkool. Brux bestaat inmiddels niet meer. Het gehele stadje is verplaatst en heet nu Most. Op het eind van de oorlog, na zware bombardementen en met het rode leger dichtbij, is Pieter op tijd ontsnapt door het stelen van een Duitse auto met enkele andere gevangenen en zijn in de richting van de geallieerden gereden.
Hij en zijn mede vluchters hebben de Amerikanen nog enige tijd geholpen met het bewaken van gevangen genomen SS’ers, omdat ze vanwege voedsel schaarste niet naar het westen van Nederland mochten. Pieter Vonk kwam weer terug in Rotterdam op 1augustus met groot verlof. Pieter Vonk is op 17 maart 1984 overleden te Rotterdam.
Dit verhaal is vrij gedetailleerd onderbouwd met veel militaire passen, oproepen, foto’s, brieven en kleine spullen uit stalag IV B in Brux, en papieren van de aankomst in Nederland van het ontvangst centrum voor gerepatrieerde krijgsgevangenen.
Het verhaal van de ontsnapping hebben we later gehoord van de Heer J (Jan) Mojet van de vereniging van ex-dwangarbeiders.
De bij gevoegde brieven zijn wat verwarrend omdat de vader van Pieter Vonk ook Pieter Vonk heette.
Er is ook nog een brief bij van Arie Vonk (broer) aan Pieter uit de omstreken van Berlijn (waar hij als dwang arbeider zat met Jan Vonk mijn schoonvader ook een broer ) waarin hij vraagt hoe het met voetbalclub Excelsior gaat.
Tijdens de oorlog vonden twee broers elkaar terug. De een hoorde de stem van de ander en riep verrast uit: ‘Hé, dat is mijn broer!’
naamplaatje van Pieter Vonk in het krijgsgevangenkamp Stalag IV B, met zijn naam en land; aan de keerzijde zijn geboortedatum, geboorteplaats en een (identiteits?)nummer.
De plaatjes bestaan uit twee delen, waarvan er één wordt afgebroken als de soldaat sneuvelde.