WEG UIT ROTTERDAM
'De winter van 1944 was heel erg koud en we leden steeds meer honger. Een oudere zus zat met haar baby en peuter in Vlaardingen, haar man was in Duitsland tewerkgesteld en zij zat daar heel slecht. Op een dag ben ik samen met een buurjongen mijn zus gaan halen. Dat was een barre tocht met kleine kinderen in de kinderwagen, door de sneeuw, in de hongerwinter. Maar met zijn allen bij moeder thuis ging echt niet. Ik ben toen als 13-jarige jongen gaan onderzoeken of je gemakkelijk uit Rotterdam weg kon, samen met een vriendje van school. We zijn gelift naar Utrecht, hebben daar 1 nacht geslapen in een kindertehuis in Utrecht en zijn de dag daarna weer terug naar huis gelift. Ik had niet overlegd met moeder, deed dat gewoon. Mijn idee was om alle stamkaarten en bonboekjes bij de zus met kleine kinderen te laten. Toen ben ik met mijn zieke moeder, oudere zus en kleine zusje op weg naar het Noorden gegaan, zonder papieren. Eerst lopend over de Oude Dijk naar de oude Rijksweg naar Utrecht. Alle vrachtwagens moesten daar stoppen voor wegversperringen en daar kon je vragen of je mee kon liften. Na een moeilijke en gevaarlijke reis zijn we uiteindelijk in Winschoten terechtgekomen. Ik heb eigenlijk mijn jeugd overgeslagen, je werd snel volwassen. Na de oorlog wilde ik ook niet meer naar school. Ik wilde gewoon weg en bleef zwerven. Als 15-jarige ben ik gaan varen, eerst op de Rijn en later op zee. Ik wilde niet meer terug naar huis. Totdat ik getrouwd was en mijn eerste dochter werd geboren.'
In 1944 probeerde de toen 13-jarige schrijver om samen met zijn moeder en zus weg te komen uit Rotterdam. Na een lastige reis kwamen ze in Winschoten terecht. Deze ervaring was levensbepalend, de schrijver ging varen op zee.